Artikel 11.
Volgens deze bepaling kan een parkeervergunning worden verleend aan
de eigenaar of houder van "een motorvoertuig", dat wil zeggen ook
voor het parkeren met bijvoorbeeld vrachtwagènsbussen, tractoren,
combines en takelwagens. Dat het artikel deze mogelijkheden geeft is
geen bezwaar, want burgemeester en wethouders zijn niet verplicht de
vergunning te verlenen.
Het is mogelijk deze bepaling in die zin aan te vullen dat voor het
parkeren met bepaalde soorten motorvoertuigen géén vergunning kan wor
den verleend. In het algemeen kan echter niet worden aangeraden vracht
auto's en autobussen als vergunningsobject uit te sluiten. Dit zou een
grote beperking vooraf inhouden van de toepassingsmogelijkheden van de
verordening. Er kunnen situaties zijn waarin het redelijk is dat par-
keervergunningen verkregen kunnen worden voor het parkeren met auto
bussen en vrachtauto's.
Artikel 13.
Het verdient de voorkeur, dat parkeerabonnementen en parkeervergunnin—
gen tot wederopzegging worden verleend. Elk verzoek om verlenging wordt
apart behandeld. Uiteraard betekent dit, dat hieraan nogal wat werk aan
vast zit zowel voor de aanvrager als ook voor het ambtelijk apparaat.
Het voordeel is echter dat de totale parkeersituatie goed in het oog
kan worden gehouden.
Artikel 14.
Parkeerabonnement en parkeervergunning zijn persoonlijk en onoverdraag-
baar. Duidelijkheidshalve is een onderscheid gemaakt tussen gevallen
waarin het parkeerabonnement of de parkeervergunning wordt ingetrokken
en gevallen waarin van rechtswege tot intrekking wordt overgegaan. Dit
onderscheid is niet terug te vinden in het model.
Artikel 17.
Als aanvulling op het model is in het vijfde lid een regeling opgenomen
omtrent de beroepscommissie, die de gemeenteraad adviseert. Gelet op de
aard van de eventuele beroepszaken ligt het voor de hand deze onder te
brengen bij de "A.P.V.-commissie"Van de door de gemeenteraad in be
roep genomen beslissing zal de (aspirant) abonnement— of vergunninghou
der in beroep kunnen gaan bij de Afdeling rechtspraak van de Raad van
State.
f
Artikel 18.
Dit artikel is opgenomen ten einde te voorkomen, dat de uitspraak op
een bezwaarschrift in strijd zou komen met een beslissing van de gemeen
teraad.
Artikel 19.
Gezien de begripsomschrijving van motorvoertuig in artikel 1 van de ver
ordening strekt zich het verbod van artikel 19, eerste lid, ook uit tot
voertuigen als caravans, fietsen en bromfietsen. In verband hiermee wordt
in het tweede lid van dit artikel de toepasselijkheid van het verbod uit
gesloten in de gevallen dat artikel 83, aanhef en onder h, van het RW
van toepassing is. Deze bepaling, gewijzigd bij K.B. van 18 juni 1974,
Stb. 397, houdt thans onder meer een verbod in om voertuigen te par
keren op parkeerplaatsen, aangeduid door bord 99 van bijlage II in
dien deze behoren tot andere categorieën dan (op een onderbord onder
dit bord) is aangegeven.
De aandacht wordt er verder op gevestigd dat artikel 83, aanhef en
onder h, van het RW sinds genoemde wijziging ook het verbod inhoudt
op bovenbedoelde parkeerplaatsen voertuigen te parkeren op andere wij
ze dan is aangegeven. Ten slotte blijft deze bepaling ten aanzien van
deze parkeerplaatsen ook het parkeren langer dan de aangegeven tijds
duur verbieden.
Artikel 20.
Artikel 20, aanhef en letter a, dat verboden vormen van parkeren aan
wijst, wordt gedekt door artikel 83, onder f, van het RW. De parkeer
der die deze gemeentelijke voorschriften overtreedt, overtreedt daar
mee het verbod van artikel 83 RW, waarop straf is gesteld in artikel
139 RW. De verboden van artikel 19» aanhef en letters b,c en d, be
treffen daarentegen niet het parkeren als zodanig. Zij kunnen ook door
niet-parkeerders worden overtreden (portier die de parkeermeter bij de
directie-auto bijvult). De straf op overtreding van deze verboden wordt
in artikel 23 van de verordening gesteld.
De verboden handelingen vermeld onder letter b zullen meestal door de
parkeerders worden verricht. Tegen manipulaties om de meter onklaar te
maken kan veelal worden opgetreden op grond van bepalingen van het Wet
boek van Strafrecht (bijvoorbeeld - poging tot - zaakbeschadiging, ar
tikel 350).
In de model-verordening is geen verbod opgenomen om motorvoertuigen op
twee wielen en voorwerpen, niet zijnde motorvoertuigen, te plaatsen in
de parkeervakken bij de parkeermeters. Dit verbod valt reeds onder ar
tikel 83 aanhef en onder f van het RW, resp. onder artikel 19 RW.
Dit laatste artikel houdt - kort geformuleerd - het verbod in om voor
werpen op de weg te plaatsen die schadelijk of hinderlijk voor het ver
keer zijn. Men mag aannemen dat het parkeren een vorm is van verkeer,
zodat met artikel 19 RW afdoende zal kunnen worden opgetreden tegen
het plaatsen van voorwerpen bij parkeermeters (en op weggedeelten die
voor belanghebbenden zijn aangewezen) als daardoor parkeren lastig of
onmogelijk wordt. Daarom lijkt het óók niet nodig om in de verordening
een verbod op te nemen om voorwerpen te plaatsen op de voor belangheb
benden aangewezen weggedeelten. Is het gewenst ontheffing te verlenen
van het verbod van artikel 19 RW dan kan dat ingevolge artikel 138
RW geschieden (bijvoorbeeld ten behoeve van de plaatsing van contai
ners, laadbakken, e.d.).
Artikel 21
In dit artikel is de maximum straf zowel voor overtredingen ter zake
van belastingen als voor overtredingen ter zake van parkeerverboden -
althans voor zover niet geregeld respectievelijk in de Algemene wet in
zake rijksbelastingen en het RW (zie de toelichting bij artikel 20 van
de verordening) - gesteld op 300,-.
Artikel 24.
Dit algemene delegatie-artikel komt in deze vorm niet voor in het model.
De uitgebreide beroepsmogelijkheid bij beschikkingen door ambtenaren
komt overeen met die welke reeds is opgenomen in de Algemene Politie
verordening en de Brandbeveiligingsverordening.