DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
No. B 68/78.
Beschikkende op het op 26 mei 1978 ingekomen beroepschrift
van de heer E. Smits, Eioringras 11 te Leeuwarden, tegen het be
sluit van Burgemeester en Wethouders van 18 april 1978, nr. B 68/78,
waarbij de beslissing op een bouwaanvrage voor de verbouw tot
koffie-eethuis van een voormalige drukkerij in het pand Bagijne-
straat 29 te Leeuwarden, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden,
sectie C, nr. 2339, is aangehouden;
Overwegende, dat Burgemeester en Wethouders hun besluit heb
ben gegrond op de motivering dat voor het bouwplan geen weigerings-
gronden aanwezig zijn;
dat evenwel het te verbouwen pand is gelegen in een gebied waar
voor een voorbereidingsbesluitals bedoeld in artikel 21 van de
Wet op de Ruimtelijke Ordening van kracht is;
dat derhalve op grond van artikel 50, lid 2 en 3» van de Woningwet
de beslissing op de bouwaanvrage dient te worden aangehouden tot
dat het voorbereidingsbesluit is vervallen, danwel -indien tijdig
een ontwerp-bestemmingsplan ter visie is gelegd de goedkeuring om
trent dat bestemmingsplan onherroepelijk is geworden;
dat in het beroepschrift wordt aangevoerd dat het de opzet
is een dagzaak te realiseren;
dat door uitvoering van het bouwplan de binnenstad zal worden ver
fraaid, terwijl tevens aan andere -thans als bedrijfsruimte in ge
bruik zijnde panden— een woonfunctie zal worden gegeven, hetgeen
in de lijn van de gemeentelijke plannen voor de binnenstad ligt;
dat appellant tijdens de hoorzitting van de Commissie van
advies inzake beroepschriften ingevolge de Bouwverordening nog
naar voren heeft gebracht, dat het sluitingstijdstip van het koffie-
eethuis 7 A 8 uur zal zijn;
dat het bouwplan tevens voorziet in het maken van een centrale
keuken en opslag voor zijn snackbarbedrijf
dat door realisering van zijn plannen het mogelijk wordt dat een
pand en een bovenverdieping van een pand, beide gelegen langs de
Bagijnestraat en thans bij hem in gebruik als opslagruimte, wor
den gerehabiliteerd tot woning;
Overwegende dat het bouwplan uitsluitend behoeft te worden
getoetst aan de Bouwverordening;
dat geen weigeringsgronden aanwezig zijn;
dat derhalve de gevraagde bouwvergunning op grond van artikel 48,
1e lid onder a van de Woningwet zou moeten worden verleend;
dat het betrokken perceel evenwel is gelegen binnen een gebied
waarvoor hij bij besluit van 8 maart 1976, nr. 2806a, een voorbe
reidingsbesluit, als bedoeld in artikel 21, lid 7, van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening heeft genomen, waarvan de werkingsduur
bij besluit van 30 januari 1978, nr. 727, met een jaar is verlengd
tot uiterlijk 8 maart 1979;
- dat -