dat met ingang van 25 mei 1977 het ontwerp-uitwerkingsplan "Westeinde
I, II en III" voor een ieder ter visie is gelegd, welk jplan een gedetail
leerde bestemming beoogt te geven aan het betrokken gebied, zulks ter uit
voering van het globale bestemmingsplan "Westeinde 1970";
dat ingevolge dat ontwerp-plan bij onder meer de woning van appellant
uitsluitend een carport is toegestaan; dat tegen dit onderdeel van het ont
werp-plan bij Burgemeester en Wethouders bezwaren zijn ingebracht; dat
Burgemeester en Wethouders naar aanleiding van die bezwaren bij de vaststel
ling van het uitwerkingsplan het plan in die zin hebben aangepast, dat een
vrijstellingsbevoegdheid is opgenomen, op grond waarvan kan worden toegestaan
dat een carport wordt verbouwd tot garage; dat Gedeputeerde Staten van
Friesland evenwel enerzijds om formele - (strijd met het globale plan) en
anderszins om stedebouwkundige redenen (gevaar voor te grote verstening)
aan bedoelde vrijstellingsbevoegdheid goedkeuring hebben onthouden;
dat aan een vastgesteld uitwerkingsplan - ook al heeft dit voor een
ieder ter visie gelegen -, hetwelk de goedkeuring van een hogere instantie,
i.e. Gedeputeerde Staten behoeft, door derden geen rechten kunnen worden ont
leend;
dat het instellen van beroep tegen onthouding van goedkeuring een be
voegdheid is en geen verplichting; dat overigens het instellen van beroep
in dit geval weinig zinvol zou zijn geweest in verband met de door Gedepu
teerde Staten terecht geconstateerde strijd met het globale bestemmings
plan "Westeinde 1970"
dat het perceel van appellant ingevolge het uitwerkingsplan "Westeinde
I, II" en III", waarvan de goedkeuring onherroepelijk is geworden, is be
stemd voor een eengezinshuis, klasse B met bijbehorend erf; dat het perceel
deel uitmaakt van die bouwpercelen waarvoor op de plankaart de aanduiding
"verplichte plaatsing eventuele bergingen en carports" is aangegeven; dat
artikel 4F onder j van de bebouwingsvoorschriften van het uitwerkingsplan
(voor zover hier van belang) bepaalt, dat indien bij een huis op het bij
behorende erf de aanduiding "verplichte plaatsing eventuele bergingen en
carports" is aangegeven ter plaatse uitsluitend een carport annex berg- en/
of werkruimte met een gezamenlijk grondoppervlak van ten hoogste 25 m2
mag worden gebouwd;
dat het bouwplan voorziet in de verbouwing tot garage van een carport;
dat het bouwplan derhalve in strijd is met bedoeld uitwerkingsplan, welk
plan ingevolge artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, wordt ge
acht deel uit te maken van het globale bestemmingsplan "Westeinde 1970";
dat artikel 48, 1e lid onder b, bepaalt dat de bouwvergunning alleen
mag en moet worden geweigerd indien het bouwwerk in strijd zou zijn met
een bestemmingsplan;
dat is gebleken dat Burgemeester en Wethouders voor de verbouw van
een carport tot garage c.q. berging en de bouw van garages, geen vergunnin
gen hebben verleend, behalve in die gevallen waarin de garage ingevolge
het (ontwerp)uitwerkingsplan Westeinde I, II en III is toegestaan;
dat evenmin de overige beroepsgronden, betrekking hebbende op gezond
heid, ligging en gebruik van materialen, aanleiding kunnen zijn de gevraagde
bouwvergunning te verlenen, nu de bouwvergunning op wettelijke grond moet
worden geweigerd;
gezien het advies van de Commissie van advies inzake beroepschriften
ingevolge Bouwverordening van 14 september 1978 (Bijlage nr. 359);
gelet op zijn besluit van 28 augustus 1978, nr. 11867, waarbij de
beslissing op het beroepschrift van de heer Yeeman is verlaagd tot uiter
lijk 26 september a.s.
- 3 -
gelet op artikel 47 e.v. van de Woningwet en op artikel 11 van de
Wet op de Ruimtelijke Ordening;
V
BESLUI T:
onder handhaving van het besluit van Burgemeester en Wethouders het inge
stelde beroep ongegrond te verklaren.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
N.B. Appellant kan tegen deze beslissing beroep instellen bij de Afdeling
rechtspraak van de Raad van State, Binnenhof 1 te s-Gravenhage. Het
beroepschrift moet daar, voorzien van naam en adres, binnen 30 dagen
na verzending van dit besluit in tweevoud worden ingediend, onder bij
voeging van copieën van de desbetreffende stukken. Tevens dient een
griffierecht van 25,te worden gestort op girorekening 507590,
t.n.v. de Griffie van de Raad van State; eerst daarna wordt het be
roepschrift in behandeling genomen.