Reclamant vindt de toetsing van de uitwerkingsplannen aan voorschrif
ten van het globale plan niet juist. Ook vindt hij het niet juist,
dat de voorschriften van het uitwerkingsplan deeluitmaken van het
globale plan,zoals in de slotbepalingen is opgenomen.
Voorts vraagt hij waarom er twee uitwerkingsplannen zijn vervaardigd.
Nu niet nader is aangeduid in welk opzicht de toetsing onjuist
is achten wij het niet nodig hierop nader in te gaan. Hierboven
hebben wij reeds gesteld, dat de plannen blijven binnen onze be
voegdheid tot uitwerken.
Onder punt 2 hebben wij reeds uiteengezet, dat uitwerkingsplannen
op grond van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening worden
geacht deel uit te maken van het globale plan.
Het deelgebied II omvat enerzijds een gebied waarbinnen in hoofdzaak
bouwplannen door aannemers zijn ontwikkeld en anderzijds een gebied
waarbinnen voornamelijk individuele bouwers hun plannen kunnen reali
seren. In verband hiermede zijn om organisatorische redenen voor dit
deelgebied twee uitwerkingsplannen ontwikkeld.
Reclamant meent, dat de voorschriften voor de waterpartijen onvoldoende
zijn.
Naar onze mening behoeven in het kader van de ruimtelijke
ordening geen nadere voorschriften te worden gesteld. Met betrekking
tot de orde op en aan wateren kent de Algemene Politieverordening van
Leeuwarden, voor zover daarin niet is voorzien in het Waterenreglement
Friesland, de noodzakelijke regelingen.
Reclamant mist een onderzoek naar het waterverkeer en de invloeden van
dat verkeer op de omgeving.
Het uitwerkingsplan Haven-Noord sluit gedetailleerd aan op de
voorschriften van het globale plan en de toelichting daarop. Het
bezwaar had dan ook gericht dienen te zijn tegen het globale bestem
mingsplan en is derhalve thans niet meer ontvankelijk.
Overigens zijn wij van mening, dat nu het Ouddeel reeds een funktie
heeft in het recreatievaarverkeer,de toename van het waterverkeer,
in verband met het realiseren van het plan Haven-Noord en in de
toekomst van het gelijksoortige plan Haven-Zuid, niet in die mate
zal stijgen, dat van een onverantwoorde belasting zal kunnen worden
gesproken. Anderzijds draagt de mogelijkheid van dit waterverkeer
naar onze mening in niet geringe mate bij aan het wervend karakter
van Camminghaburen.
Reclamant heeft er bezwaar tegen dat geen onderzoek is gepleegd naar
het stilstaand verkeer en er geen ruimte is voor een buurtparkeergarage
of andere parkeervoorziening.
In het globale plan is een voorschrift opgenomen, dat in de
uitwerkingsplannen 1,3 parkeerplaatsen per woning aanwezig dienen
te zijn (dit met inbegrip van garages en autoboxen en parkeren op eigen
erf). Dit bezwaar had moeten zijn ingediend tegen het globale plan en
is derhalve thans niet meer ontvankelijk. In de uitwerkingsplannen
wordt aan deze parkeernorm voldaan. Voorzover niet voldoende parkeer
ruimte is gevonden in de vorm van autoboxen of parkeerruimten op de
straat is het aanleggen van een parkeergelegenheid op eigen erf dwin
gend voorgeschreven in het kader van de verkoop van de betreffende
bouwgrond.
- 5 -
9. Reclamant mist gebruiksvoorschriften ten aanzien van de oevers in
verband met waterverontreiniging (b.v. autowassen).
Aangezien het gebruik als door reclamant bedoeld geen rechtstreeks
verband houdt met de bestemming van de betreffende grond kan aan het
bezwaar in het kader van bestemmingsplanvoorschriften niet worden
tegemoetgekomen.
10. Reclamant stelt, dat reeds met de werkzaamheden is begonnen, zodat
afgifte van verklaringen van geen bezwaar daarom onjuist zal zijn.
In de plangebieden Deelgebied II en Haven-Noord is nog geen aanvang
gemaakt met de woningbouw, zodat deze stelling van reclamant feite
lijke grondslag mist.
11. Het plan Haven-Noord vergroot naar het oordeel van reclamant de
achterstand ten aanzien van andere groepen in de samenleving. Reclamant
acht voorts een bezwaar, dat geen goed onderzoek is gedaan naar de
gevolgen van het plan voor de Leeuwarder samenleving.
Ook dit bezwaar had moeten zijn gericht tegen het globale plan en kan
derhalve thans niet meer ontvankelijk zijn.
De vastgestelde en goedgekeurde uitgangspunten van een globaal plan
kunnen bij de (verplichte) uitwerking van dat plan niet opnieuw ter
discussie worden gesteld. Overigens is in de toelichting op het globale
plan uiteengezet waarom en in welke mate Camminghaburen ruimte zal
(moeten)bieden voor de diverse categorieën woningbouw.
12. Reclamant vindt de bestemming "Verkeersdoeleinden" in de voorschriften
en plankaart te summier omschreven.
Wij menen, dat de bestemming op de plankaart en de voorschriften in
combinatie met de in de plankaart aangegeven profielen een voldoende
inzicht geven in de wijze waarop de buurtontsluitingswegen en woonstraten
zullen worden uitgevoerd.
13. Reclamants aanhaling van een uitspraak van Drs. J.H. Viersen, directeur-
generaal van de Volkshuisvesting, behoeft naar onze mening hier geen
commentaar.
Voorts meent reclamant, dat er een planologisch vestigingsbeleid
wordt gevoerd (zal worden gevoerd) dat iets heeft van internering
hetgeen niet de bedoeling van de Wet Ruimtelijke Ordening kan zijn
geweest. Op dit punt acht hij de toelichting dan ook onvoldoende.
Wij menen, dat de motivering van de woningbouw in Camminghaburen
voldoende tot zijn recht is gekomen in de toelichting op het globale
bestemmingsplan. In een toelichting op een uitwerkingsplan behoeft
deze niet te worden herhaald.
14. Reclamant acht het als een bezwaar, dat een bijdrage in de kosten niet
is gespecificeerd, terwijl voor het ene plan dit wel is aangegeven en
voor het andere niet.
De exploitatie-opzet van augustus 1977» behorende bij het goedgekeurde
globale bestemmingsplan gaf een sluitende uitkomst.
Bij de berekening van het lokatiesubsidie voor 1978 heeft de Minister
van Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting een aantal wijzigingen in de
exploitatie-opzet aangebracht; uiteraard met behoud van een uitkomst,
waarbij de lasten door de baten, dus de opbrengsten van de bouwterreinen,
werden gedekt.