- 2 -
Niet van toepassing is het bepaalde in dit lid met betrekking tot wonin
gen of wooneenheden die zijn gelegen aan het eind van een galerij of
gang, mits aan dat eind bij een galerij niet meer dan één woning of woon-
eenheid is gelegen en bij een gang de vluchtweg van geen der woningen of
wooneenheden loopt langs de toegangsdeur van een andere woning of woon—
eenheid.
3. Vluchtwegen in tot bewoning bestemde gebouwen mogen niet geheel of ten
dele voeren door een kamer, keuken, bedrijfsruimte of bergplaats.
4. Liften mogen niet als deel van een vluchtweg worden aangemerkt.
5. Nadere eisen kunnen worden gesteld met betrekking tot de aanwezigheid,
de inrichting en de afmetingen van vluchtwegen in:
a. tot bewoning bestemde gebouwen - geen bijzonder woongebouw zijnde - al
dan niet met bijzondere bestemming, indien de ligging en de bereikbaar
heid daartoe aanleiding geven;
b. bijzondere woongebouwen;
c. niet tot bewoning bestemde gebouwen.
6. Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 3:
a. indien de mogelijkheid van ontvluchting bij brand voldoende is verze
kerd;
b. indien de kans op het uitbreken van brand zeer gering is, terwijl zo
nodig redding goed mogelijk is.
Artikel III
In artikel 69, vierde lid, wordt de verwijzing naar artikel 62, lid 4, onder
g, vervangen door een verwijzing naar artikel 62, lid 4, onder h.
Artikel IV
Van artikel 74 wordt de tekst vervangen door:
1. De hoogte van kamers en keukens van tot bewoning bestemde gebouwen mag,
met inachtneming van het bepaalde in de leden 2 en 3, niet minder bedra
gen dan:
a. 2,5 m voor hoofdwoonkamers;
b. 2,5 m voor keukens als bedoeld in artikel 62, lid 1, onder c, alsmede
voor keukens in bijzondere woongebouwen;
c. 2,3 m voor de overige kamers en keukens en voor bijkeukens.
2. De hoogten genoemd in lid 1onder a en b, moeten aanwezig zijn boven ten
minste 4/5 van de vloeroppervlakte en in elk geval boven de als minimum
voorgeschreven vloeroppervlakte, met dien verstande dat de hoogte nergens
minder dan 2,1 m mag bedragen.
3. De hoogte genoemd in lid 1, onder c, moet aanwezig zijn boven ten minste
de helft van de vloeroppervlakte, bepaald volgens artikel 81, en in elk
geval boven de als minimum voorgeschreven vloeroppervlakte, met dien ver
stande dat de hoogte ter plaatse van de ramen die voor de berekening van
de daglichttoetreding moeten worden meegerekend, niet minder dan 2 m mag
bedragen.
- 3 -
4. Vrijstelling kan worden verleend van de in lid 2 gestelde eis dat de
hoogte nergens minder dan 2,1 m mag bedragen, mits geen onbereikbare hoe
ken nabij de vloer ontstaan en de hoogte ter plaatse van ramen die voor de
berekening van de daglichttoetreding moeten worden meegerekend, niet min
der dan 2 m bedraagt.
Artikel V
Van artikel 76, derde lid, wordt de aanhef vervangen door:
3. Een badruimte moet boven de als minimum voorgeschreven oppervlakte en
breedte een hoogte hebben van ten minste:
Artikel VI
Van artikel 77j tweede lid, wordt het gestelde onder a en b vervangen door:
a. ten minste 1 m, indien het hoogteverschil tussen de betreedbare oppervlak
ken aan weerszijden van de balustrade niet meer dan 13 m bedraagt;
b. ten minste 1,2 m in alle overige gevallen.
Artikel VII
Van artikel 95» eerste lid, wordt het gestelde onder a vervangen door:
a. ten minste 1 m indien het hoogteverschil tussen de betreedbare oppervlak
ken aan weerszijden van de balustrade minder dan 13 m bedraagt;
Artikel VIII
A. Van artikel 101 wordt het vierde lid vervangen door:
4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regelen te stellen in
het belang van een doeltreffend en veilig vervoer van personen in tot
bewoning bestemde gebouwen met betrekking tot de kooi-afmetingen, stop
plaatsen, inrichting, snelheid, vervoercapaciteit en wachttijd van de
in lid 1 bedoelde liften.
B. Toegevoegd wordt een vijfde lid, luidende:
5. Nadere eisen kunnen worden gesteld:
a. ter voorkoming van geluidhinder met betrekking tot liften in tot be
woning bestemde gebouwen;
b. met betrekking tot de in lid 3. bedoelde afstand in bijzondere woon
gebouwen indien de aard van de bestemming van het gebouw daartoe aan
leiding geeft.
Artikel IX
Van artikel 102 wordt het derde lid vervangen door:
3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regelen te stellen in het
belang van een doeltreffend en veilig vervoer van brancards en huisraad
in tot bewoning bestemde gebouwen, met betrekking tot de plaatsing, kooi-
afmetingen, stopplaatsen, inrichting en vervoercapaciteit van de in lid 2
bedoelde liften.
Artikel X
Van artikel 105, zesde lid, wordt het gestelde onder a 4 vervangen door: