- 13 -
Niet van toepassing is het "bepaalde in dit lid op dakbedekkingen van
geringe dikte, onmiddellijk gelegen boven een onbrandbare laag die
deel uitmaakt van een constructie met een brandwerendheid van ten
minste JO minuten, een en ander mits overslag van brand van de dak
bedekking naar andere gebouwen uitgesloten kan worden geacht.
2. Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 1, indien
het brandgevaar voor de omgeving in verband met de ligging en de
afmetingen van het gebouw niet in belangrijke mate wordt verhoogd.
Artikel XL.
A. Voor de bestaande tekst van artikel 194 wordt het cijfer 1 geplaatst.
B. Toegevoegd wordt een nieuw tweede lid, luidende:
2. Nadere eisen kunnen worden gesteld ter voorkoming van het van daken
afwaaien van grind.
Artikel XLI.
Het opschrift van artikel 199 wordt vervangen door:
Bescherming tegen weersinvloeden.
Voor de bestaande tekst wordt het cijfer 1 geplaatst en in die tekst
worden de cijfers 1, 2 en 3 vervangen door onderscheidenlijk a, b en c.
Toegevoegd wordt een nieuw tweede lid, luidende:
2. Glas, toegepast in deuren en ramen van buitenwanden, moet voldoende
bestand zijn tegen de te verwachten invloed van wind.
Aan het bepaalde in dit lid wordt geacht te zijn voldaan wanneer de
glasdikte is bepaald overeenkomstig NEN 2608, uitgave 1968
Artikel XLII.
A. Van artikel 202 wordt het tweede lid vervangen door:
2. In vluchtwegen moeten deuren waarvan naar verwachting door meer
dan 50 personen gebruik moet worden gemaakt, kunnen opendraaien
in de vluchtrichting; deze deuren mogen in generlei stand andere
vluchtwegen blokkeren.
B. In het vierde lid wordt het gestelde onder a vervangen door:
a. ten minste 1 m indien het hoogteverschil tussen de betreedbare
oppervlakken aan weerszijden van de balustrade minder dan 13 m
bedraagt
Artikel XLIII.
A. Van artikel 203 wordt het opschrift vervangen door:
Veiligheid bij beweegbare ramen.
B. Van het eerste lid wordt de aanhef vervangen door:
1Beweegbare ramen mogen zich in generlei stand boven een weg of
een galerij bevinden, indien de onderkant van het raam lager
gelegen is dan:
C. Het tweede lid wordt vervangen door:
2. Aan beweegbare ramen van voor het verblijf van mensen bestemde
ruimten waarvan de vloer meer dan 1 m boven een ter plaatse van
de buitenzijde van het raam aanwezig betreedbaar oppervlak is
gelegen, moet een doeltreffende beveiliging tegen doorvallen van
personen zijn aangebracht tot een hoogte boven de vloer van:
a. ten tninste 0,8 m, indien het hoogteverschil tussen de betreed
bare oppervlakken aan weerszijden van het raam niet meer dan
5 m bedraagt;
b. ten minste 1 m, indien het hoogteverschil tussen de betreedbare
oppervlakken aan weerszijden van het raam meer dan 5 m doch niet
meer dan 13 m bedraagt;
c. ten minste 1,2 m in alle overige gevallen.
Artikel XLIV.
Van artikel 207 worden het opschrift en de tekst vervangen door:
Brandveiligheid van trappen en trapbordessen in tot bewoning bestemde
gebouwen.
1Trappen in tot bewoning bestemde gebouwen die toegang geven tot meer
dan één woning of wooneenheid of tot een gemeenschappelijke ruimte,
moeten onbrandbaar zijn.
Niet van toepassing is het bepaalde in dit lid, indien geen der
woningen of wooneenheden waartoe de trap toegang geeft een meer dan
5 m boven peil gelegen vloer van de hoofdwoonkamer heeft.
2. Gemeenschappelijke trappen in tot bewoning bestemde gebouwen moeten
een brandwerendheid hebben die voldoet aan tabel 3«
3. Van trappen in tot bewoning bestemde gebouwen mag de bijdrage tot
de brandvoortplanting, als bedoeld in NEN 3883» uitgave 1975» niet
meer bedragen dan volgens:
a. klasse 2 in gemeenschappelijke vluchtwegen behoudens de gevallen
genoemd onder b;
b. klasse 3 in niet-gemeenschappelijke vluchtwegen en in:
- open gemeenschappelijke vluchtwegen,
- besloten gemeenschappelijke vluchtwegen ten behoeve van woningen
of wooneenheden die over twee of meer vluchtwegen beschikken;
c. klasse 4 in overige gevallen.
4. Trapbordessen moeten aan dezelfde eisen van brandveiligheid voldoen
als de trappen waarbij ze behoren.
5» Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 1 indien de
mogelijkheden van ontvluchting bij brand langs een andere weg dan over
de trap voldoende zijn verzekerd.