- 20 -
Artikel XLV
Van artikel 208 worden het opschrift en de tekst vervangen door:
Brandveiligheid van trappen en trapbordessen in niet tot bewoning bestemde
gebouwen
Nadere eisen kunnen worden gesteld ten aanzien van de brandveiligheid van
trappen en trapbordessen in niet tot bewoning bestemde gebouwen met betrek
king tot:
a. de onbrandbaarheid;
b. de brandwerendheid, al dan niet gebaseerd op het criterium van bezwijken,
afhankelijk van de te verwachten vuurbelasting, dan wel van de benodigde
ontruimingstijd;
c. het beperken van de bijdrage tot de brandvoortplanting als bedoeld in
NEN 3885, uitgave 1975;
d. de toegepaste materialen in verband met te verwachten rookontwikkeling of
voor de gezondheid schadelijke gassen bij brand.
Artikel XLVI
Artikel 209 vervalt.
Artikel XLVII
A. Van artikel 216 wordt het opschrift vervangen door:
Nadere brandveiligheidsvoorschriften
B. In het achtste lid wordt het woord "steenachtig" vervangen door:
"onbrandbaar".
C. Toegevoegd worden een negende en tiende lid, luidende:
9. Binnen een afstand van 0,30 m vanaf een stookgat mag slechts onbrand
baar materiaal zijn toegepast.
10. Rookkanalen van open haarden moeten van een vonkenvanger zijn voor
zien.
Artikel XLVIII
Aan artikel 222 wordt toegevoegd een vierde lid, luidende:
4. Nadere eisen kunnen worden gesteld met betrekking tot de brandwerendheid
van wanden van gasafvoerkanalen, indien die kanalen door ruimten met hoge
vuurbelasting gaan.
Artikel IL
A. Van artikel 224 wordt het opschrift vervangen door:
Nadere brandveiligheidsvoorschriften
B. In het vierde lid wordt "afvoerkanalen" vervangen door "gasafvoerkanalen"
C. Het vijfde lid wordt vervangen door:
5. Binnen een afstand van 0,30 m vanaf een aansluitgelegenheid aan een
gasafvoerkanaal mag slechts onbrandbaar materiaal zijn toegepast.
ri/1
te:
- 21 -
Artikel L
Van artikel 225 wordt de tekst vervangen door:
1. Ventilatiekanalen voor natuurlijke ventilatie moeten een verticaal ver
loop hebben.
Niet van toepassing is deze eis op ventilatiekanalen die geen deel uitmaken
van gecombineerde ventilatiekanalen, alsmede op het hoofdkanaal van een
gecombineerd ventilatiekanaal, boven de uitmonding van het bovenste neven
kanaal, mits de versleping geen grotere afwijking dan 30o van de verticaal
heeft.
2. In ventilatiekanalen voor natuurlijke ventilatie mogen geen sterke knikken,
korte bochten of plotselinge vernauwingen of verwijdingen voorkomen. De
uitmonding van een nevenkanaal in een hoofdkanaal moet een vloeiend verloop
hebben.
3. De doorsnede van ventilatiekanalen voor natuurlijke ventilatie moet ten
minste 1 m2 per m3/s te verplaatsen lucht bedragen. De kleinste afmeting
van de doorsnede mag niet kleiner zijn dan 100 mm en niet kleiner dan 1/3
van de grootste afmeting.
4. Van de doorsnede van ventilatiekanalen voor mechanische ventilatie mag
de kleinste afmeting niet minder bedragen danj
a. 25 mm wanneer het kanaal reinigbaar is en industrieel is vervaardigd;
b. 100 mm in alle overige gevallen.
De kleinste afmeting van de doorsnede mag bovendien niet kleiner zijn dan
1/4 van de grootste afmeting.
5. Nadere eisen kunnen worden gesteld met betrekking tot het verloop en de
doorsnede van kanalen voor mechanische ventilatie ter beperking van geluid
hinder.
6. Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 1, wat betreft
verslepingen die meer dan 30° van de verticaal afwijken en voor een hori
zontaal kanaal.
Artikel LI
Van artikel 226 worden het opschrift en de tekst vervangen door:
Uitmonding bovendaks
1Ventilatiekanalen dienen bovendaks uit te monden.
Niet van toepassing is het bepaalde in dit lid op horizontale ventilatie
kanalen.
2. Ventilatiekanalen voor natuurlijke ventilatie dienen zodanig uit te monden
dat de mogelijkheid van terugstroming zoveel mogelijk wordt beperkt.
Aan het bepaalde in dit lid wordt geacht te zijn voldaan wanneer voldaan
is aan het daaromtrent bepaalde in NPR 1088, uitgave 1975-
3. Nadere eisen kunnen worden gesteld aan de plaats van uitmonding van venti
latiekanalen om te voorkomen dat afgevoerde lucht een woning of een woon-
eenheid binnen kan dringen.