Vaststellen van het bestemmingsplan 't Nijlan".
Bijlage nr. 381. Leeuwarden, 5 oktober 1978.
Aan de Gemeenteraad.
Algemeen:
Be wijk 't Nijlan bestaat voor een omvangrijk deel uit een woon
bebouwing die in de zestiger jaren is voltooid. Aan deze bebouwing
ligt het bij besluit van 12 februari 1958 vastgestelde uitbreidings
plan "'t Nijlan" ten grondslag, dat in 1959 partieel is herzien. Om
bestemmingsplannen te doen beantwoorden aan gewijzigde omstandigheden
zoals de bedoeling is van de in de Wet op de Ruimtelijke Ordening
vervatte herzieningsplicht, achten wij het gewenst, dat thans wordt
besloten tot het vaststellen van een herzieningsplan. Behoudens enkele
wijzigingen heeft dit plan een conserverend karakter.
Wij vestigen er Uw aandacht op, dat de rekonstruktie van het kruispunt
Middelzeelaan/Uiterdijksterweg aansluitend op de Julianalaan waarom
trent een afzonderlijk voorstel zal worden voorgelegd, reeds in dit
plan is verwerkt.
Voor de aan het plan ten grondslag liggende gedachten en de resul
taten van het gevoerde overleg verwijzen wij U kortheidshalve naar de
bij het plan behorende toelichting.
Nadat de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening over het ontwerp
plan was gehoord, is dit met ingang van 31 maart 1978 gedurende een
maand voor een ieder ter inzage gelegd.
Bezwaren:
Tijdens de tervisieligging van het ontwerp zijn vijf bezwaarschrif
ten ingediend en wel door:
1. de heer G.J. Terpstra te Leeuwarden mede namens de eigenaren en
huurders van de Middelzeeflat;
2. het bestuur van het wijkcentrum Nijlan, Marowijnestraat 18 te Leeu
warden;
3. mevr. E. Huizinga-Stienstra te Leeuwarden mede namens een aantal be
woners van de Marijkestraat en de Margrietstraat;
4. de heer R. Jorritsma te Leeuwarden mede namens een aantal bewoners
van de Bordineweg, Kinkhoornstraat en de Kwelderstraat;
5. de heer L. Mol Lous te Leeuwarden mede namens een aantal bewoners
van de Nijlansdyk en Margrietstraat
De bezwaren zijn binnen de in de wet gestelde termijn ingediend.
De onder 1 en 5 vermelde bezwaarschriften zijn gericht aan ons college,
doch gelet op de terzake verschenen jurisprudentie kunnen deze worden
beschouwd als te zijn geadresseerd aan de Raad. Uit het vorenstaande
volgt, dat reklamanten in hun bezwaren kunnen worden ontvangen.