Tevens werd medegedeeld, dat gebruikelijk was ten aanzien van
de verkoop van woonboten, dat de eigenaar met de kandidaat-koper
naar de gemeentepolitie ging. Indien volgens de gemeentepolitie
de nieuwe eigenaar/bewoner in aanmerking zou komen voor een
ligplaatsvergunning, dan werd een voorlopige koopovereenkomst
gesloten met ontbindende voorwaarde ingeval Burgemeester en
Wethouders geen ligplaatsvergunning zouden verlenen.
Erkend werd, dat in gevallen als hiervoor bedoeld steeds vergun
ning werd verleend.
III. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE VAN ADVIES INZAKE BEROEPSCHRIFTEN INGE
VOLGE DE ALGEMENE POLITIEVERORDENING.
A. Algemeen.
Ingevolge artikel C5 van de Algemene Politieverordening is het
de eigenahr van een woonschip verboden zonder vergunning van
Burgemeester en Wethouders daarmee ligplaats in te nemen elders
dan op daartoe door de gemeenteraad aangewezen plaatsen.
Be gemeenteraad heeft geen ligplaatsen aangewezen.
Het orgaan, dat bevoegd is vergunning te verlenen is ook competent
om de vergunning in te trekken.
Burgemeester en Wethouders zijn dan ook bevoegd een eerder ver
leende vergunning in te trekken.
Het beroepschrift is ingediend binnen de terzake geldende termijn
en derhalve ontvankelijk.
B. Ten aanzien van het eerste en tweede bezwaar.
Uit het advies van Burgemeester en Vfethouders aan de commissie
van 11 september 1978 en op hetgeen namens Burgemeester en
Wethouders op de hoorzitting naar voren is gebracht, blijkt
overduidelijk, dat koper en verkoper naar de gemeentepolitie
gingen om goedkeuring; deze goedkeuring werd vrijwel altijd gedekt
door de afgifte van een ligplaatsvergunning door Burgemeester en
Wethouders. Appellant heeft zich vervoegd bij de gemeentepolitie
terzake van de voorgenomen verkoop.
Uitgaande van het tot dusver gevoerde beleid bij de afgifte van
ligplaatsvergunningen ingeval van verkoop is toen niet medegedeeld,
dat tot intrekking zou kunnen worden overgegaan.
Appellant is in het overleg met de gemeentepolitie niet gebleken,
dat er bezwaar zou bestaan tegen verkoop van het woonschip met
ligplaats. Appellant mocht er dan ook redelijkerwijze op vertrouwen,
dat niets de verkoop van het woonschip met de ligplaats meer in
de weg zon staan. In dat vertrouwen heeft het gezin Dijkstra het
woonschip ontruimd en leeg te koop aangeboden, inclusief de lig
plaats aan het Bisschopsrak.
Maar de mening van de commissie heeft het college van Burgemeester
en Wethouders niet aangetoond, noch in het verweerschrift noch op
de hoorzitting, waarom in dit geval van de tot dusver gevolgde
gedragslijn bij de afgifte van ligplaatsvergunningen ingeval van
overdracht is afgeweken,
"jfera aanzien van het derde bezwaar.
Het al dan niet lijden van een financieel nadeel is in het kader rm
intrekken van een vergunning niet relevant# Bepalend is de
niet terecht tot intrekking is overgegaan.
D. Ten aanzien van het vierde bezwaar.
In dit kader kan buiten beschouwing blijven het beleid, dat gevoerd
wordt met betrekking tot de zogenaamde illegale woonschepen.
ADVIES VAN DE COMMISSIE TAN ADVIES INZAKE BEROEPSCHRIFTEN INGEVOLGE DE
ALGEMENE POLITIEVERORDENING
Gelet op vorenstaande overwegingen is de commissie eensluidend van
oordeel U te moeten adviseren het beroepschrift van de heer T. Dijkstra
gericht tegen het Besluit van Burgemeester en Wethouders van
5 juli 1978 gegrond te verklaren.
Het desbetreffende ontwerp-besluit treft U hierbij aan.
Voorzitter.
De Commissie van Advies inzake
beroepschriften ingevolge de
Algemene Politieverordening,
-2-
-3-