3000,— 3000,— In verband hiermee stellen wij U voor de tarieven voor 1979 als volgt te bepalen: a. voor de gebruikers op 1,05 x 7,25: 7,60 b. voor de zakelijk genothebbenden 1,05 x 14,95: 15,70 Bij deze tarieven kan naar raming de volgende opbrengst worden berekend: De totaalsom van de waarden voor de gebruikers en de zakelijk genothebbenden kan voor 1979 worden geraamd op respectievelijk 1 .837.000.000,— en 1 91 5.000.000, De opbrengsten worden dan: a. gebruikers 1 .837.000.000.— x 7,60 is 4.655.000,— af: derving t.g.v. afronding van de aanslagen naar beneden op hele guldens 20.000, Netto 4.635.OOO,— b. zakelijk genothebbenden 1.915.000.000,x 15,70 is 10.020.000, af: derving t.g.v. afronding van de aanslagen naar beneden op hele guldens - 20.000, Netto 10.000.000,— Totaal Generaal 14.635*000» De hiervoor berekende opbrengsten mogen niet hoger zijn dan de wettelijke limieten, welke voor de gebruikers 12% en voor de zakelijk genothebbende 15% bedragen van de algemene uitkering uit het gemeentefonds minus de ver goeding in de kosten van sociale zorg. De limieten kunnen volgens de ontwerp begroting 1979 worden geraamd op a. voor de gebruikers op 12% van 68.036.260,is 8.I64.OOO, b. voor de zakelijk genothebbenden op 15% van hetzelfde bedrag is 10.205.000,— Uit deze opstelling blijkt, dat de limieten niet worden overschreden. Onder mededeling, dat de Commissie voor de Financiën zich met dit voor stel kan verenigen, stellen wij U voor te besluiten overeenkomstig het hierbij gevoegde ontwerp-besluit Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J.S. Brandsma Burgemeester. W.J.G. Reumer Secretaris. No. 16024 DE RAAD DER GEMEENTE LEEIJWARDEN; gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 26 oktober 1978 (bijlage no. 402); gelet op de artikelen 272, letter a, en 273 van de gemeentewet, alsmede op het Besluit gemeentelijke onroerend-goedbelastingen; BESLUIT: vast te stellen de volgende Verordening op de heffing van onroerend-goedbelastingen. Voorwerp van de belastingen; belastbaar feit; belastingplicht. Artikel 1 Terzake van binnen de gemeente gelegen onroerend goed -met uitzondering van ten behoeve van deland- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuur grond- worden onder de naam "onroerend-goedbelasting" jaarlijks geheven: a. een directe belasting van degene, die -naar omstandigheden beoordeeld- bij het begin van het belastingjaar een onroerend goed al dan niet krach tens een zakelijk of persoonlijk recht feitelijk gebruikt; b. een directe belasting van degene, die bij het begin van het belastingjaar van een onroerend goed het genot heeft krachtens zakelijk recht. Artikel 2. Voor de toepassing van het bepaalde onder letter a van artikel 1 kan, onverminderd het bepaalde in het tweede lid van artikel 2 van het Besluit gemeentelijke onroerend-goedbelastingen, in de gevallen waarin een onroerend goed door meerdere personen gemeenschappelijk wordt gebruikt, als gebruiker van dat onroerend goed worden aangemerkt de persoon, de stichting, de vereni ging of de instelling, die verantwoordelijk is voor het gemeenschappelijk gebruik of die zulk een gemeenschappelijk gebruik toestaat of mogelijk heeft gemaakt. Grondslag van de belastingen. Artikel 3« De grondslag waarnaar de in artikel 1 bedoelde belastingen worden geheven, is de waarde welke aan het onroerende goed in het economische verkeer kan wor den toegekend.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1978 | | pagina 38