- 2 -
e. de belangstelling voor de eengezinswoning is groot;
f. over het algemeen wordt de voorkeur gegeven aan woningen met 3 of
4 kamers (d.w.z. naast een woonkamer, keuken, en een slaapkamer
nog 1 of 2 kamers);
g. de vraag naar woonruimte concentreert zich op de markt voor huur
woningen (76,790);
h. de gemiddelde huurprijs, die verhuisgeneigden maximaal voor hun wo
ning wensen te betalen bedraagt 232,per maand (over de diverse
sub-groepen verdeeld loopt de gemiddelde huurprijs uiteen van
150,bij de buitenlandse werknemers tot 257,per maand bij
de groep tweepersoonshuishouden);
i. de belangstelling voor koopwoningen gaat uit naar de prijsklasse van
60.000,— tot./ 100.000,
Gelet op dc in het rapport genoemde beperkingen van het gehanteerde
onderzoeksmodel moeten de uitkomsten van het onderzoek als indicatief
v/orden aangemerkt.
Om de hierna te noemen redenen dient het tekort van 1200 woningen binnen
2 jaar na onderzoeksdatum (juni/juli 1977) naar het oerdeel van de
stuurgroep als een minimum te worden aangemerkt.
- Het ondersoek is gehouden onder de bij het bevolkingsregister inge
schreven bevolking van Leeuwarden (steekproef uit het bevolkingsregis-
tèr). Hierdoor is de huisvestingsdruk van buiten Leeuwarden niet ge
meten, terwijl bovendien de categorie die wel in Leeuwarden woonachtig
is, maar zich niet heeft laten overschrijven buiten het onderzoek
zijn gebleven.
- Het onderzoek heeft zich beperkt tot de leeftijdscategorie van 18
tot 65 jaar, zodat de bejaarden van 65 jaar en ouder, die veelal tot
de een- en tweepersoonshuishoudens behoren, buiten het onderzoek zijn
gebleven.
- Het onderzoeksresultaat is een momentopname van medio 1977.
Aangenomen, dat er een zekere correlatie bestaat tussen de toename
van het aantal inschrijvingen en de werkelijke woningbehoefte moet
worden geconcludeerd, dat het tekort sinds het onderzoeksmoment niet
is ingelopen, maar groter is geworden. Zo is er bijvoorbeeld een ten
dens v/aar te nemen, dat jongeren eerder geneigd zijn zelfstandig te
gaan wonen, dan een aantal jaren terug. Voor het overige wordt kort
heidshalve verwezen naar de in de bijlage opgenomen gegevens van de
centrale registratie van een- en tweepersoonshuishoudens.
2.1.2. Het CË'BEOM-raouort
Op het moment van het onderzoek (juni/juli 1977) bestond er op basis
van het aantal urgent woningbehoevenden een tekort van minimaal:
a. 287 speciale wooneenheden;
1
b. 131 woningen met in hoofdzaak 4 kamers.
1) woonkamer, slaapkamer en nog twee andere kamers (keuken, hal en
dergelijke niet meegerekend)
- 3 -
ad a. Speciale wooneenheden.
Het betreft hier woningen die met toepassing van de verruimde subsidie
regeling voor een- en tweepersoonshuishoudens kunnen v/orden gebouwd en
v/aarvan de stichtingskosten volgens de in 1977 en 1978 geldende tabellen
de grens van 66.000,niet te boven mogen gaan. De wooneenheden wor
den in de praktijk ook wel aangeduid als Van Dam-eenheden. In het kader
van genoemde subsidie-regeling kunnen zowel wooneenheden met gemeenschap
pelijke voorzieningen als zelfstandige woningen tot stand komen. Het
CEBE0N adviseert het accent te leggen op de grotere varianten. De stuur
groep geeft de voorkeur aan zelfstandige wooneenheden zonder gemeenschap
pelijke voorzieningen.
ad b. Overige woningen.
Het CEBEON-rapport geeft aan dat er ten tijde van het onderzoek (medio
1977) behoefte bestond aan 131 eengezinswoningen met in hoofdzaak 4
kamers. Het betreft hier 56 koop- en 75 huur-woningen. In hoeverre de
bij de huurwoningen gewenste huurprijs van 200,tot 300,in de
praktijk haalbaar is, valt zeer te betwijfelen, daar de gemiddelde huur
prijs in de recente nieubouw reeds op een gemiddeld niveau van 460,
ligt.
De stuurgroep meent dat vanwege de haalbaarheid en de garantie dat de
woningen in de huursector ook inderdaad aan kleine huishoudens worden
toegewezen, het accent moet worden gelegd op driekamerwoningen.
5. Mogelijke oplossingen van het huisvestingsvraagstuk.
Globaal dienen zich twee mogelijkheden aan om het gesignaleerde tekort
van tenminste 1200 woningen weg te nemen:
a. oplossingen bij de bestaande woningvoorraad;
b. stimuleren van nieuv/bouwprojecten voor kleine huishoudens.
Het N.V/.R.-rapport geeft geen rechtstreeks antwoord op de vraag hoe
groot de woningbehoefte van kleine huishoudens op de lange termijn
(na 2 jaar vanaf de datum van het onderzoek) is en langs welke beleids
lijnen in de woningbehoefte van deze groepen kan worden voorzien. Het
CEBEON-rapport geeft slechts een indicatie voor het tijdstip waarop
het onderzoek is gehouden, (medio 1977). In het vervolg van deze nota
zal daarom aandacht v/orden besteed aan de behoefte op de langere ter
mijn.
Gelet op de uitkomsten van het onderzoek, (gewenste huurprijs en in
komstenposities van de woningbehoevenden) alsmede de huurprijzen in
de nieuwbouw—sector is volledige oplossing van het vraagstuk door mid
del van nieuwbouw niet mogelijk. Daarom dient tevens aandacht te wor
den besteed aan de mogolijkheden van de bestaande woningvoorraad.
5.1. Bestaande woningvoorraad.
Inzicht in de samenstelling van de woningvoorraad is van belang om
te kunnen oordelen of deze met het oog op de een- en tweepersoons
huishoudens beter kan worden aangewend. De gemeente beschikt echter
niet over een zogenaamde woningkartotheek. Op basis van CBS-gegevens
over de volkstelling van 1971 en de latere toevoegingen in de nieuw
bouw wordt geschat dat 27% van de Leeuwarder woningvoorraad uit
kleine woningen (d.w.z. woonkamer, slaapkamer en nog een kamer) bestaat.
Ter vergelijking wordt vermeld dat het landelijke cijfer op 25/6 uit komt.
Voor alle duidelijkheid wordt opgemerkt dat het hierbij om zowel koop
als huurwoningen gaat.