SS
wem
Brief van 22 maart 1979 van de Centrale Directie van de "Volkshuisvesting
inzake verdeling rijkssteun voor de bouw van woningen in 1979»
Bijlage no. 179»
Leeuwarden, 12 april 1979'
Aan de gemeenteraad.
Tijdens de behandeling van de Nota Woningbouwbeleid 1979 op 2 april
j.l., hebben wij IJ toegezegd om de brief van de Centrale Directie van de
Volkshuisvesting van 22 maart 1979 inzake de verdeling van rijkssteun voor
de bouw van woningen in 1979» in Uw Raad aan de orde te stellen. Naar
aanleiding van bedoelde brief, welke voor U ter inzage is gelegd, delen wij
U het volgende mede.
Omstreeks 1 oktober van elk jaar wordt een opgave verstrekt aan
de Centrale Directie van de Volkshuisvesting aan de hand waarvan de
Staatssecretaris van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening de zgn.
contingenten nieuwbouw toewijst. Voor 1979 hebben wij medewerking gevraagd
voor de volgende aantallen:
Woningwetwoningen in stadsvernieuwingsgebieden en
uitbreidingsgebieden
Premi ehuurwoningen
Premiekoopwoningen
Totaal
496 won.
186 won.
337 won.
1.019 won.
Voor een nadere specificatie hiervan verwijzen wij U kortheidshalve naar
het voor U ter inzage gelegde overzicht.
Bij brief van 4 december 1978 heeft de Adviescommissie Verdeling
Rijkssteun Woningbouw namens de hierboven genoemde bewindsman medegedeeld
dat de gevraagde contingenten voor alle gemeenten gezamenlijk in Fries-
laad als te hoog en niet reëel moeten worden aangemerkt. In verband
daarmede is deze commissie tot herverdeling van de beschikbare ruimten
overgegaan en heeft naar aanleiding hiervan geadviseerd de gemeente
Leeuwarden een totaal contingent van 600 gesubsidieerde woningen toe
te wijzen. In deze brief is verder mededeling gedaan dat ongeveer 30
a 40% van dit aantal in de woningwetsector gerealiseerd zou moeten
worden. In de hiervoor aangehaalde brief is voorts opgemerkt, dat medio
1979» aan de hand van de feitelijke ontwikkelingen van de woningbouw
in de provincie Friesland, zal worden nagegaan of bijstelling van het
richtgetal - i.e. 600 woningen - noodzakelijk en gewenst is.
In verband daarmede hebben wij destijds geen aanleiding gevonden
om schriftelijk onze bezorgdheid voor dit te lage contingent kenbaar te
maken.
Wij hebben nagegaan hoeveel plannen, waarvoor aanvankelijk medewerking
werd gevraagd, nog als reëel en haalbaar moeten worden aangemerkt, omdat
het vragen van contingenten in overeenstemming behoort te zijn met de te
verwachten aanvragen van corporaties/beleggers e.d. inzake de financiële
medewerking.