1979". - 6 - 5. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, kunnen Burgemeester en Wethouders de uitvoering van de van gemeentewege aan te leggen werken aan de exploitant overlaten, indien naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders een goede uitvoering is gewaarborgd. De overige bepalingen van de verordening vinden in dit geval toepas sing op een voor zoveel nodig aan deze afwijking aangepaste wijze. Artikel 13. In gevallen waarin toepassing van de voorgaande bepalingen tot kennelijk onjuiste uitkomsten leidt, behoudt de gemeente zich het recht voor van geval tot geval een regeling te treffen. Artikel 14. De bepalingen van deze verordening vinden overeenkomstige toepassing bij de kostprijsberekening van de door de gemeente in bouwexploitatie te brengen grond. Artikel 15. Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die waarop de goedkeuring van Gedeputeerde Staten op deze verordening is verkregen. Artikel 16. Deze verordening kan worden aangehaald als "Exploitatieverordening Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van Voorzitter. Secretaris. Artikel 1 Onder bouwgrond wordt verstaan grond waarop overeenkomstig de bepalingen van de Woningwet en de Wet op de Ruimtelijke Ordening mag worden gebouwd. Dit wil zeggen, dat wanneer op een terrein niet mag worden gebouwd omdat bijv. niet is voldaan aan de bepalingen van de bouwverordening of van een bestemmingsplan, dit terrein niet kan wor den aangemerkt als bouwgrond, terwijl, anderzijds een terrein, onge acht het gebruik dat daarvan wordt gemaakt, doch waarop ingevolge de bepalingen van de Woningwet en de Wet op de Ruimtelijke Ordening mag worden gebouwd, als bouwgrond moet worden aangemerkt. Artikel 2. Het geschikt of beter geschikt maken van grond tot bouwgrond ge schiedt door de uitvoering van werken, waardoor grond ontstaat waarop mag worden gebouwd (bouwrijp maken van de grond). Welke werken dit zijn is geregeld in artikel 2. Artikel 3« Het is voor een goede procedure gewenst, dat het verzoek om mede werking schriftelijk wordt ingediend en dat daarbij de nodige gegevens, vereist voor de beoordeling van het verzoek om medewerking, worden over gelegd. De regeling hiervan treft men aan in artikel 3- De gegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, waaruit blijkt dat de exploitant de eigendom van de in exploitatie te brengen gronden heeft verkregen of kan verkrijgen, zijn vereist omdat de mede werking alleen kan worden verleend wanneer zekerheid bestaat dat de eigendom van de voor openbare voorzieningen bestemde gronden kan wor den overgedragen. Artikel 4» Medewerking aan het verzoek zal in principe worden verleend, wan neer op de grond mag worden gebouwd en wanneer de exploitant bereid is aan de voorwaarden in de exploitatieverordening inzake de afstand van gronden aan de gemeente en de betaling van de bijdrage te voldoen. Er is met het in exploitatie brengen van gronden echter een aantal open bare belangen gemoeid, welke het gewenst doen zijn dat de gemeente niet zonder meer verplicht is medewerking te verlenen wanneer de exploitant bereid is aan de bovenbedoelde voorwaarde te voldoen. Met het oog hier op is een aantal weigeringsgronden opgenomen. Deze dragen een limitatief karakter, ten einde aan de exploitant de vereiste rechtszekerheid te verschaffen. Bij deze weigeringsgronden wordt het volgende opgemerkt. a. Deze weigeringsgrond is noodzakelijk omdat als de gronden niet in een bestemmingsplan zijn gelegen, de toerekening van de kosten naar de maximale gebruiksmogelijkheden van de grond, overeenkomstig arti kel 9, tweede lid, niet kan plaatsvinden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1979 | | pagina 417