- 3 -
De Studiecommissie Gasvoorziening Noord-West Friesland heeft indertijd in
haar Rapport Gasvoorziening N.W.Friesland, dat de aanzet gaf tot de op
richting van de N.V. Frigas, tot de N.V.—vorm geadviseerd, omdat deze
hetere mogelijkheden biedt voor een slagvaardig beleid dan bijvoorbeeld een
gemeenschappelijke regeling. By de keuze van de N.V.—vorm stond vast, dat
de rechtspositie van het personeel dat naar de N.V. zou overgaan, zo goed
mogelijk moest worden gewaarborgd. Bij de oprichting van de N.V. Frigas is
daaraan uitvoerig aandacht geschonken. In ons voorstel aan de Raad van 6
oktober 1971» bylage no. 362, constateerden wy dan ook, dat er voldoende
waarborgen zijn, dat de arbeidsvoorwaarden voor het naar de N.V. Frigas
overgaande gemeentepersoneel in geen geval zullen verslechteren.
In de statuten van de N.V. Frigas is omtrent de rechtspositie van het
personeel in artikel 31, 2e lid, het volgende bepaald:
"Wat betreft de regeling van de bezoldiging van de directeur en het overige
personeel worden normen gehanteerd, welke overeenkomen met die, welke gel
den voor overeenkomstig personeel in dienst van de gemeente Leeuwarden,
terwijl voorts de rechtspositie-regelingen van het personeel van de gemeente
Leeuwarden voor zover mogelyk van overeenkomstige toepassing is."
Omtrent de interpretatie van deze bepaling zijn de meningen verdeeld. By
een ruime interpretatie zouden voor het personeel van de N.V. Frigas betere
voorwaarden mogelyk zijn dan voor het gemeentepersoneel. Bij een minder ruime
interpretatie zou de bepaling geen mogelijkheid bieden voor betere voorwaar
den, waardoor een wijziging van de statuten nodig zou zijn om tot vervroegde pel
sionering te geraken. Wij delen de laatste opvatting. De achtergrond van de f
bepaling is naar onze mening, dat het ambtenaarschap in de zin van de Alge- I
mene burgerlijke pensioenwet, naast degenen die in rechtstreekse dienst van
de overheid zijn, alleen behoort toe te komen aan hen die daarmee feitelijk
zyn gelijk te stellen. Daarmee worden belangrijke verschillen in de rechts
positie, zowel in gunstige als in ongunstige zin, naar ons oordeel uitge
sloten. Ook de feitelijke redactie van de bepaling biedt ons inziens geen
grond voor de gedachte, dat er op een zo belangrijk punt als de vervroegde
pensionering verschil zou mogen bestaan tussen het personeel van de N.V.
Frigas en van de deelnemende gemeenten. Niettemin is gebleken, dat bij een
aantal andere gasbedrijven die de N.V.-vorm hebben gekozen, wel tot ver
vroegde pensionering is besloten.
Hoewel voor het gezamenlijk gasbedrijf dus de N.V.-vorm is gekozen, is
het evident, dat hier sprake is van een bedrijf van de gemeenten.
In de statuten is bovendien vastgelegd, dat slechts publiekrechtelijke
lichamen aandeelhouder kunnen zijn, alsmede privaatrechtelijke lichamen waar
van de aandelen zich uitsluitend in handen van publiekrechtelijke lichamen 'cel
vinden en die een soortgelijk doel hebben als de vennootschap betreffende de I
gasvoorziening. Ook uit dien hoofde komt het ons niet juist voor, dat er be-I
langrijke verschillen ontstaan tussen de rechtspositie van personeel van de
N.V. Frigas en van de deelnemende gemeenten. Het komt ons eveneens onjuist
voor, dat voor het personeel van de N.V. Frigas enerzijds een binding is ge
legd met gemeentelijke regelingen, terwijl anderzijds een eigen gedragslijn zou
worden gevolgd. Dat hier "toevallig" voor de N.V.-vorm is gekozen achten wij
niet van doorslaggevend belang. Indien een gemeenschappelijke regeling was
aangegaan zou vervroegde pensionering voor alleen het gasbedrijf niet tot de
mogelijkheden behoren.
Het zal U bekend zijn, dat de regering heeft besloten bij het Staatsbe
drijf der P.T.T. een experiment met betrekking tot flexibele uittreding te
starten. Deze regeling wijkt af van die welke thans bij de N.V. Frigas wordt
voorgesteld, omdat de uittreding vrijwillig is en een werknemer bovendien de
mogelijkheid heeft om na zyn 65e jaar nog twee jaar door te blijven werken.
Ook in andere bedrijfstakken ligt het accent op de vrijwilligheid van de uit
treding. De financiële gevolgen van de uittreding bij P.T.T. en N.V. Frigas
zijn eveneens wezenlijk verschillend. Bij de N.V. Frigas wordt de periode tot
65 jaar door wachtgeld overbrugd, terwijl bij de P.T.T. een uitkering op het
niveau van pensioen wordt uitgekeerd. Ook tellen bij de N.V. Frigas de wacht
geldjaren mee voor het pensioen, terwijl deze overbruggingsperiode bij de P.T.T,
niet in aanmerking wordt genomen. Het experiment blijft voorshands beperkt
tot de P.T.T. Om, vooruitlopende op de resultaten van dit experiment, thans
in een sterk aan de overheid gebonden bedrijf een incidentele regeling tot
stand te brengen achten wij prematuur.
Overigens zijn bij de overheid ontwikkelingen gaande om de werktijd voor
oudere werknemers verder in te korten (thans uur per dag korter) en/of
uitbreiding te geven aan het aantal vacantiedagen voor deze groep werknemers.
Het is dus zeker niet zo, dat aan de positie van de oudere werknemer geen
aandacht wordt geschonken.
Het secretariaat van de Ondernemingsraad van de N.V. Frigas heeft U na
mens de gekozen leden van de raad bij brief van 3 mei 1979 met betrekking tot
de vervroegde pensionering verzocht de daarin aangevoerde argumenten (waar
aan in deze raadsbrief aandacht is gegeven) in de overwegingen te betrekken.
Deze brief ligt ter inzage.
Wethouder G. Eijgelaar is van mening dat het voorstel van de Raad van
Commissarissen moet worden gevolgd en dat derhalve de mogelijkheid tot ver
vroegde pensionering wel moet worden geboden.
Onder verwijzing naar de ter inzage gelegde stukken stellen wij U voor
in bovengenoemde zin te besluiten.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J.S. Brandsma Burgemeester.
W.J.G. Reumer Secretaris,