y
1-8
Gemeenten, die een procentuele leegstand hebben gelijk aan het opslag
percentage ondervinden globaal gezien voor- noch nadeel bij de nieuwe
regeling. Ten aanzien van gemeenten die een lagere c.q. hogere procen
tuele leegstand hebben dan het opslagpercentage kan worden gesteld dat
zij financieel nadeel respectievelijk financieel voordeel zullen onder
vinden van de nieuwe regeling. Aangezien de leegstand in onze gemeente
hoger is dan de procentuele opslag concluderen wij, dat de nieuwe rege
ling voor onze gemeente gunstig is.
2.4. Eedrijvensector.
Voor een specificatie van de geraamde overschotten in deze sector wordt
verwezen naar bijlage D van dit hoofdstuk. Geconcludeerd mag worden
dat aanzienlijke overschotten in deze sector (met name bij de N.V.
Frigas en het Electriciteitsbedrijfde tekorten op de doeluitkeringen
en de overheidssector compenseert. Het gemeentelijk budget is derhalve
in zeer sterke mate afhankelijk van de resultaten van deze bedrijven.
2.5. Overheidssector.
In deze sector speelt de algemene uitkering uit het gemeentefonds een
belangrijke rol. Jaarlijks stijgen de gemeentefondsuitkeringen met een
bedrag voor compensatie van loon- en prijsstijgingen in de overheidssec
tor en met een bedrag voor nieuwe uitgaven, de zgn. reële ruimte. Van
de reële ruimte maakt ook een bedrag deel uit, dat de gemeente ontvangt
in het kader van de verdeling van de extra middelen, die jaarlijks in
het gemeentefonds worden gestort. Voor 1980 zijn deze extra middelen toe
gewezen in het kader van de toekenning van een bedrag per woning.
Weliswaar ondergaat het schaalbedrag per inwoner een verlaging, maar aan
gezien onze gemeente een relatief lage gemiddelde bezetting per woning
heeft is deze herverdelingsmaatregel voor onze gemeente voordelig. Ook
voor de jaren 1981 tot en met 1984 wordt weer op een extra bate uit her
verdelingsmaatregelen gerekend, te weten op 450.000,per jaar.
5. Kwantitatieve uitgangspunten gehanteerd bij het samenstellen van de
ontweru-begroting 1980 en het ontwerp-beleidsplan 1980-1984.
5.1. Ontwikkeling van het inwonertal en voortgang van de bebouwing.
Uitgegaan is van de aantallen inwoners en het woningbestand alsmede de
mutaties daarin, zoals hierna vermeld: