II-4-8
worden ontvangen voor alle lokalen die een schoolgebouw telt. De
regering stelt, dat in de huidige vergoeding per lokaal een op
slag zit van 20voor leegstaande- en vaklokalen. De vergoeding
per lokaal zal dus van deze opslag worden ontdaan en vervolgens
ontvangen de gemeenten voor alle lokalen rijksvergoeding. De onder
b en c genoemde maatregelen moeten ingaan op 1 januari 1980. De
leegstand in de gemeente Leeuwarden beloopt iets meer dan 20%, zo
dat invoering van het voorgestelde systeem voor de gemeente Leeu
warden op het moment van invoering financieel voordelig lijkt.
Dit voordeel is in de jaren 1980 tot en met 1984 geraamd op res
pectievelijk 180.000, 395,000, 495.OOO, 630.000,
en 56O.OOO,
Met ingang van het schooljaar 1982 - 1983 zal de Wet op het Basis
onderwijs in werking treden. De integratie van het kleuter- en lager
onderwijs zal ook voor wat betreft de huisvesting consequenties heb
ben. Omdat een dislokatie van de eerste twee leerjaren van de basis
school uiteraard niet de meest ideale situatie is, verdient het aan
beveling waar mogelijk te streven naar een ruimtelijke samenvoeging.
Gelet op de toenemende leegstand bij het g.l.o. ligt het voor de
hand te onderzoeken of in een aantal gevallen thans in gebruik zijn
de schoolgebouwen voor g.l.o. geschikt kunnen worden gemaakt voor
huisvesting van een basisschool. Hoewel dit enerzijds met kosten ge
paard zal gaan, kan door het onttrekken van gebouwen voor kleuter
onderwijs aan het scholenbestand anderszijds een belangryke besparing
op de exploitatielasten worden bereikt. Naar wij verwachten zal voor
de vrijkomende huisvesting stellig een zinvolle bestemming kunnen
worden gevonden.
Indien de "Noodwet KO/LO" tot wet zou worden verheven - met welke
kans naar onze mening ernstig rekening dient te worden gehouden -
betekent dit dat voor vervanging van gebouwen veelal geen goedkeu
ring zal worden verkregen. De enige oplossing is dan gelegen in aan
passing van bestaande gebouwen en gymnastieklokalen. Bij de beoorde
ling van de noodzaak tot vervanging of uitbreiding t.a.v. deze laat
ste categorie zal de Minister van Onderwijs en Wetenschappen de tota
le capaciteit aan gymnastieklokalen in aanmerking nemen.
By een daling van de leerlingenaantallen zoals hiervoor omschreven,
zal de kans op goedkeuring uiteraard niet bijzonder hoog kunnen worden
aangeslagen.
Om bovenstaande redenen is rekening gehouden met kapitaallasten welke
voortvloeien uit noodzakelijke verbouwingen en modernisering van be—