-
II—15-5
Een specificatie van de verschillen is opgenomen in de gele blad
zijden achter deze 'toelichting.
Bijdrage van hoofdstuk XIV van de gewone dienst wegens te veel ver
deelde rentelasten (volgnr. 5*37).
Voor 1980 is het renteomslagpercentage in eerste instantie becijferd
op 7,7. Hierbij is er van uitgegaan, dat de financieringsmiddelen
zouden moeten worden aangetrokken op basis van 7>75% rente. Op ba
sis van dit gemiddeld omslagpercentage zijn de kapitaallasten op de
posten van de bedrijfsbegrotingen en op de posten van de gemeentebe
groting geraamd.
Na verwerking van alle gegevens bleek, dat de omslagrente 7,6% zou
bedragen. Aldus is een rentebedrag van 179*000,te veel verdeeld.
Van het teveel toegerekende' bedrag heeft 111.000,betrekking op
investeringen die de uitkomsten van de algemene dienst niet beïnvloe
den (rendabele investeringen). Dit gedeelte van de rentelast behoort
aan de betreffende onderdelen van de gemeentehuishouding ten goede
te komen (zie volgnr. 644)* Er resteert dan nog een bedrag van
68.000,dat wel van invloed is op de uitkomsten van de algemene
dienst. Voorlopig wordt dit bedrag onverdeeld op hoofdstuk XIII, par.
1 van de gemeentebegroting tot uitdrukking gebracht.
Rentecorrectie nieuwe investeringen (volgnr. 597/1
De rente voor nieuwe ongewijzigd beleid-investeringen is in het be
leidsplan gebaseerd op 7 5/4%* Inmiddels heeft zich een kentering
in ongunstige zin voorgedaan. Op basis hiervan zijn wij van mening,
dat het voorshands noodzakelijk is een percentage van 9 aan te houden.
Op basis van het onrendabele deel van de investeringen, zoals die aan
het slot van de bijlagen IIA en IIB behorend bij het beleidsplan zijn
weergegeven, is het nadeel van J\^% rente berekend voor 1980 op
486.000,oplopend tot 1.235*000,in 1984* Net betrekking tot
de gewijzigd beleid-investeringen is op de functionele posten reeds
met een percentage van 9 rekening gehouden.
Nader te verdelen besnaring op kapitaallasten wegens extra afschrij
ving (volgnr. 359/l).
De reserve voor extra afschrijving wordt onder meer gevoed uit over
schotten van de rekeningen van de afgesloten dienstjaren, door wel
geraamde maar niet bestede rentelasten en door vermogenwinsten op
verkoop van eigendommen, voorzover die niet nodig zijn voor het op