De verordening In verband met de herwaardering zijn enkele aanpassingen in de ver ordening noodzakelijk. a. Grens voor de heffing van de gebruikersbelasting van tot hoofdverblijf dienende woningen (artikel 8 van de ontwerp-verordening) Volgens de huidige verordening wordt de gebruiker van een woning hem tot hoofdverblijf dienende, niet in de belasting aangeslagen als de waarde van zijn woning minder beloopt dan 9.000,Gezien de sterke stijging van de verkoopsommen van onroerende goederen gedurende de af gelopen jaren, is het o.i. gewenst dit bedrag aan te passen. Wij stel len IJ voor het bedrag van 9.000,te verhogen met het gemiddelde stijgingspercentagewaarmee de verkoopwaarden van woningen tussen 1 januari 1974 en 1 januari 1979 zijn gestegen, i.e. met 96-^ Wij stellen U voor de vrijstellingsgrens derhalve te bepalen op 18.000,-- rond. b. Grens voor als zelfstandig aan te merken onroerende goederen (artikel 4 van de ontwerp-verordening) Bij raadsbesluit van 25 oktober 1976 is indertijd een bepaling opgenome welke inhoudt dat onroerende goederen met een waarde beneden de 6.000,niet als een zelfstandig object worden aangemerkt. Deze be paling heeft tot doel heffing van kleine objecten, zoals garages e.d. te vergemakkelijken. Als gebruiker van deze objecten wordt thans als de belastingplichtige aangemerkt de persoon, de stichting, de ver eniging of instelling, die het gebruik toestaat of mogelijk maakt. Het (grens)bedrag van 6.000,kan o.i. eveneens worden verhoogd met het percentage van 96-J- zoals hiervoor toegepast voor woningen. Wij stellen U voor het bedrag van 6.000,— vast te stellen op 12.000, Ten aanzien van de overige bepalingen volgens de huidige verordening zien wij geen aanleiding wijzigingen aan te brengen (o.a. vrijstellingsbe- leid) In een bij de stukken ter inzage gelegde bijlage vindt U een over zicht van de belastingdrukverschillen tussen 1979 en 1980 voor de versch. 1 lende soorten onroerend goed. Onder de mededeling, dat de Commissie voor de Financiën over dit voer stel is gehoord, stellen wij U voor met ingang van 1 januari 1980 een nieuwe verordening vast te stellen conform het hierbij gaande ontwerp. Burgemeester en Wethouders van Leeuwardei., J.S. Brandsma Burgemeester. W.J.G. Reumer Secretaris. Nr. 18.086. DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN; gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 6 december 1979 (bijlage nr. 552); gelet op de artikelen 272, letter a, en 273 van de Gemeentewet, als mede op het Besluit gemeentelijke onroerend-goedbelastingen; BESLUIT vast te stellen de volgende Verordening op de heffing van onroerend-goedbelastingen. Voorwerp van de belastingen; belastbaar feit; belastingplicht. Artikel 1 Terzake van binnen de gemeente gelegen onroerend goed - met uitzonde ring van ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond - worden onder de naam "onroerend-goedbelasting" jaarlijks geheven: a. een directe belasting van degene, die - naar omstandigheden beoordeeld - bij het begin van het belastingjaar een onroerend goed al dan niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht feitelijk gebruikt; b. een directe belasting van degene, die bij het begin van het belasting jaar van een onroerend goed het genot heeft krachtens zakelijk recht. Artikel 2. Voor de toepassing van het bepaalde onder letter a van artikel 1 kan, onverminderd het bepaalde in het tweede lid van artikel 2 van het Besluit gemeentelijke onroerend-goedbelastingen, in de gevallen waarin een onroe rend goed door meerdere personen gemeenschappelijk wordt gebruikt, als gebruiker van dat onroerend goed worden aangemerkt de persoon, de stich ting, de vereniging of de instelling, die verantwoordelijk is voor het ge meenschappelijk gebruik of die zulk een gemeenschappelijk gebruik toe staat of mogelijk heeft gemaakt. Grondslag van de belastingen. Artikel 5. De grondslag waarnaar de in artikel 1 bedoelde belastingen worden ge heven is de waarde welke aan het onroerende goed in het economische verkeer kan worden toegekend.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1979 | | pagina 88