- 2 -
8. partijen doen afstand van het recht tot het vragen van ontbinding, als
bedoeld in de artikelen 1302 en 1303 van het Burgerlijk Wetboek;
9. de akte van eigendomsoverdracht zal worden opgemaakt door en verleden
voor een door de koper aan te wijzen, te Leeuwarden gevestigde notaris.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Vaststellen verordening subsidiëring godsdienst- en vormingsonderwijs.
Bijlage no. 5 Leeuwarden, 21 december 1979»
Aan de Gemeenteraad.
Bij Raadsbesluit van 29 januari 19^4» nr. 477» is vastgesteld de
verordening op de subsidiëring van de kosten van het godsdienstonderwijs
op de openbare scholen voor lager onderwijs in de gemeente Leeuwarden,
laatstelijk gewijzigd bij Raadsbesluit van 29 maart 1976, nr. 3515*
Op grond van artikel 26 van de Lager—onderwijswet 1920 kunnen subsi
die ontvangen kerkelijke gemeenten en plaatselijke kerken en de aan ker
kelijke gemeenten gelijkgestelde verenigingen, die zich met het geven van
godsdienstonderwijs aan schoolgaande kinderen belasten en dit ter kennis
van het gemeentebestuur hebben gebracht, mits die verenigingen voldoen
aan de volgende eisen (K.B. 26-5-1922, Stbl.nr. 288):
1de vereniging moet rechtspersoonlijkheid bezitten;
2. in de statuten van de vereniging behoort haar godsdienstig doel tot
uitdrukking te komen, alsmede dat zij dit doel onder meer tracht te be
reiken door het doen geven van godsdienstonderwijs aan schoolgaande
kinderen;
3. de vereniging moet in de door haar uit te reiken diploma's waarborg
bieden, dat zij, die harentwege tot het geven van godsdienstonderwijs
worden aangewezen, beschikken over de kennis en de pedagogische be
kwaamheden, die daartoe nodig zijn.
De Werkgroep Humanistisch Verbond "Friesland" verzoekt thans de verordening
aan te passen in die zin, dat het geven van onderwijs op humanistische
grondslag aan openbare scholen mogelijk wordt en gesubsidieerd kan worden.
Wij menen, dat tegen inwilliging van dat verzoek geen bezwaren bestaan.
In dit verband merken wij op, dat in het gewijzigd ontwerp van de
Wet op het basisonderwijs geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen het
godsdienstonderwijs en het vormingsonderwijs zoals dat door een genootschap
als het Humanistisch Verbond wordt verzorgd. Het voortgezet onderwijs
kent reeds een dergelijke regeling.
Zoals uit het bovenstaande blijkt, zal subsidiëring van het door het
Verbond bedoelde onderwijs niet plaats kunnen vinden op grond van de gel
dende verordening.
Het Verbond valt niet onder het begrip "vereniging" in de zin van
artikel 26 van de Lager-onderwijswet 1920.
Een aanpassing is derhalve noodzakelijk.
De verantwoordelijkheid voor het door kerkelijke gemeenten en plaat
selijke kerken te geven godsdienstonderwijs berust niet bij de overheid.
Als uitvloeisel van het bovengenoemde Koninklijk Besluit kan aan een aan
een kerkelijke gemeente gelijkgestelde vereniging als bedoeld in meerge
noemd wetsartikel wel de eis worden gesteld, dat bedoeld onderwijs op pe
dagogisch—didactisch verantwoorde wijze dient te worden gegeven, hetgeen
dient te blijken uit een bij de leerkrachten in bezit zijnd bewijs op
grond waarvan mag worden aangenomen, dat zij voldoende pedagogisch—didac
tisch inzicht hebben verworven om op verantwoorde wijze onderwijs te
kunnen geven.
Wij zijn van mening dat op dit punt een genootschap op geestelijke
grondslag als het Humanistisch Verbond gelijk gesteld kan worden aan
een vereniging als bovenbedoeld. In de concept—verordening is bedoelde
eis dan ook voor beide opgenomen.
Gepaard gaande met een vermindering van het subsidie tot 50% van
het schaalbedrag is een ontheffingsmogelijkheid ingebouwd voor onbe
voegde leerkrachten.