Advies inzake de beslissing op het bezwaarschrift van Vermeulen Bouwstoffen B.V. Bijlage no. 446. Leeuwarden, 28 oktober 1980. Aan de Gemeenteraad. Tri 1 p i 2" Op 15 april 1977 werd door mr. P. Riedstra, namens Vermeulen 3ouwstoffen B.V. (verder te noemen Vermeulen), bij IJ een ctdirss ingediend mei "bez W3 27 e n. "fcesren bieb "b e s ~teimningsn 13n "Industriegebied Schenkenschans". Het adres bevatte tevens een verzoek tot partiële herziening van het bestemmingsplan. Bij besluit van 10 maart 1980, nr. 5175» besloot U in onderdeel I van het besluit, Vermeulen,voorzover het adres was gericht tegen het bestemmingsplan, in zijn bezwaren niet-ontvankelijk te ver klaren. Voorts besloot U in onderdeel II afwijzend te beschikken op het verzoek het bestemmingsplan partieel te herzien. Voor een beschrijving van de gang van zaken tussen de datum van indiening van Uw adres en de datum van Uw besluit verwijzen wij IJ naar het raadsvoorstel van 20 februari 1980, dat voor IJ ter inzage is gelegd. Tegen Uw besluit van 10 maart 1980,door Burgemeester en Wethouders bij brief van 18 maart 1980 medegedeeld aan Vermeulen,heeft Vermeulen bij brief van 10 april 1980 een bezwaarschrift op grond van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen (Wet Arob) ingediend. In een brief van 23 juni 1980 heeft Vermeulen zijn bezwaarschrift nader toegelicht en van argumenten voorzien. Overeenkomstig artikel 5 van het Reglement behandeling verzoek en bezwaarschriften zijn het bezwaarschrift en de brief van 23 juni 1980 om advies in handen gesteld van onze Commissie. IIBe bezwaren van Vermeulen. Vermeulen schrijft in zijn brief van 23 juni 1980, dat in 19^9 na uitvoerig overleg met de toenmalige wethouder van ruimtelijke ordening en de toenmalige directeur van het Grondbedrijf de Leeuwarder Houthandel B.V. door Vermeulen werd overgenomen. Beslissend voor het besluit de Houthandel over te nemen was de toezegging van de wethouder in het vooroverleg, dat de gemeente bereid was mee te werken aan de ontwikkeling van het bedrijf zonder enige belemmering, m.n. zouden er geen bepalingen komen, die de detailhandel zouden beperken. De Houthandel had 10 ha. grond; 3 ha. werd direct verkocht, van de resterende 7 ha. werd een deel bestemd voor vestiging van eigen bedrijfsgebouwen en de rest voor de verkoop ten behoeve van publiektrekkende bedrijver Vestiging van publiektrekkende bedrijven is van groot belang op het niet bedrijfs-gebonden deel van de terreinen omdat alleen dan een gezonde wisselwerking kan ontstaan.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1980 | | pagina 154