- z- Personeelsbeleid ^Uit-'.dit overzichtje blijkt -dat er medewerk(st)ers in part-time dienBt zijn*""./-" De ervaringen met part-time werk zijn zodanig dat bet personeelsbeleid er in principe op gericht is part-time werk mogelijk te laten zijn. Hieraan zijn echter wel voorwaardén verbonden. Het belang van de instelling mag niét uit het oog worden verloren,het personeel kan het recht op part-time werk dan ook niet opeisen. De situatie is per groep verschillendvoor de oudere kinderen ligt dat anders dan voor de allerkleinsten (1 en 2 jarigen) die kwetsbaarder zijn wat betreft wisselingen van het personeel. Daarom achten wij twee full-timrrs voor deze groepen noodzakelijk. Het beleid is er op gericht niet meer dan drie veste krachten in eén groep te laten werken,en dat 3/5 weektaak het minimum is. Ook wordt gesteld dat niet meer dan 5£r> van het totaal part-time raag werken. Konsekwentie van het part-time werken is dat overlegsituaties moeilijker worden.Hiervoor worden dan ook vaste afspraken gemaakt.Uitgangspunt is dat werkoverleg (team-en werkbespreking)mq,gelijk.i&oet zijn. Bij vakatures(wijziging van full-time naar part-time of andersom) hebben bestaande medewerk(sters voorrang. Volgens de normen van het ministerie van CRLI (rijksbijdrageregeling kinderdagverblijven) heeft een kinderdagverblijf recht op twee leid(st)ers per groep.Gezien de verantwoordelijkheid voor de kinderen en vanwege het feit dat het kinderdagverblijf meer dan acht uur per dag geopend is is dit ook noodzakelijk. Vanwege een vakaturestop van het ministerie kunnen wij niet aan deze nors voldoen en is het kinderdagverblijf gedwongen te werken met krachten uit de werkverruimende maatregel. V7e konstateren echter dat dit niet -kwaliteitsbevorderend werkt,omdat deze nedewer(st)ers voor slechts een jaar hun dienstverband mogen aangaan, waardoor er na een jaar weer een wisseling van personeel moet plaatsvinden. Liever zouden wij deze plaatsen met vaste krachten invullen. Tevens hebben we volgens de rijksbijdrageregeling recht op een adjvuiit. uok deze vakature mogen we niet invullen,wat een behoorlijke overbelasting var. oe hoofdleidster tot gevolg heeft èn van de groepsleiding die verschillende taken naast het werken met de kinderen op zich moet nemen. Binnen het personeelsbeleid dient rekening te worden gehouden met de Rijksbijdrageregeling,die voorschrijft dat de helft van het aantal mede- werk(st)èrs' dient te bestaan uit assistent leidsters. We betreuren dit door het ministerie opgelegd onderdscheid Dit onderscheid -en dienovereenkomstige salariëring-tussen leidsters en assistent leidsters betekent: -een onrechtvaardig verschil in taak en verantwoordelijkheid, dit terwijl beiden hetzelfde werk doen; -een verzwaring van taak van zowel leidsters als boefd- leidster -een aanzienlijke teruggang in het opleidingsnivo van de medewerkers; - minder professionele1 aandacht1 voor de kinderen; -een grotere doorstroming van medewerkers.Diskontinuiteit is noch in het belang van de kinderennoch in het belang van de sfeer op het kinderdagverblijf,voor ouders en medewerkers. Cns inziens is dit voorschrift in strijd met de kwaliteitsverbetering var. de kinderopvang in ons kinderdaigverblijf Ouleidinren Uit het overzichtje van het personeel blijkt dat de leid(st)ers een grote verscheidenheid aan opleidingen gevolgd hebben. Voor het werken in een kinderdagverblijf bestaat geen gerichte opleiding. Enerzijds vinden we dit positiefomdat elke opleiding vanuit een andere invalshoek het begrip1 opvoeding'benadertanderzijds brengtadeze verscheiden heid de noodzaak mee dat de medewer&st)ers zich oriënteren op eikaars n)mogelijkheden en op het werken in een kinderdagverblijf in al zijn aspekten d.m.v.vorming en scholing. Omdat dit kinderdagverblijf het enige is in Frieslandwerken we vrij ge ïsoleerd, d.w.z.er is weinig kontakt/overleg met andere kinderdagverblijven. Daarom wordt vaak de behoefte gevoeld om in andere provincies een kijkje te nemen om ervaringen uit te wisselen met andere leidsters van kinder dagverblijven Prakties is dit helaas altijd moeilijk te'realiseren.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1980 | | pagina 267