Bijlage VII
Verslag van de hoorzitting over het concept-plan en -programma kinderdag
verblijven, gehouden op donderdag 2 oktober 1980 in Zalen Schaaf.
Aanwezig: zie aangehechte lijst.
De voorzitter, wethouder W.A. de Pree, opent de vergadering en heet de aanwe
zigen hartelijk welkom. Hij schetst in het kort de procedure die het plan
heeft doorlopen en nog zal volgen. Het plan is voorbereid in het Werkverband
Kinderdagverblijven. Het college heeft in principe ja tegen dit plan gezegd,
het ter visie gelegd en om advies gezonden naar de Raad voor Maatschappelijke
Dienstverlening en de Raad voor Jeugdaangelegenheden. Mèt de binnengekomen
reakties, waaronder het verslag van deze hoorzitting, komt het plan voor de
tweede maal in het college. Al of niet in gewijzigde vorm zal het college
het plan dan, gehoord de raadsadviescommissie, aan de gemeenteraad ter vast
stelling voorleggen.
Met betrekking tot de wijze waarop het concept deze avond behandeld zal worden,
stelt de heer de Pree voor om de vragen toe te spitsen op het eigenlijke plan
en programma. Het staat iedereen natuurlijk vrij cm ook over de inventarisatie
en de bijlagen vragen te stellen of opmerkingen te maken.
Op een vraag van mevr. S. Schmitz bevestigt de heer de Pree dat alle reakties,
ook de brief van het Kinderdagverblijf, naar de gemeenteraad zullen gaan.
Mevr. M. de Vries vergelijkt het concept-plan en -programma kinderdagverblijven
met de zogenaamde Oldehovenota: in beide stukken bleken de ambtenaren een
andere taal te spreken dan de mensen uit het veld. De concept-nota is boven
dien niet afde verbinding met het buurt- en clubhuiswerk en de school ont
breekt. Vervolgens meent zij dat in de titel van het plan terecht staat
'kinderdagverblijven'. Alle voorzieningen op dit terrein hadden aan de orde
moeren komen, niet alleen het Kinderdagverblijf.
De heer de Pree stelt dat in het Werkverband is mesicraleerd dat er meer
behoefte is aan kinderopvang. In het programma staat dan ook dat er de komen
de tijd iets aan de kinderopvang moet gebeuren. De RAJA is inmiddels verzocht
de mogelijkheden van kinderopvang buiten schooltijden te onderzoeken*
Mevr0osterman stelt dat het Kinderdagverblijf zich niet in het plan en
orogramma kan terugvinden. Er wordt in het plan voorrang gegeven aan de opvang
van kinderen voor de gehele dag. Dit is strijdig met de huidige praktijk.
Deze vocrrang is volledig gebaseerd op de bestaande rijksbijdrageregeling,
waarop juist allerlei wijzigingen zijn te verwachten. Mevr. Oosterman meent
dat het voorbarig is van de gemeente het beleid zozeer op de bestaande rijks-
bi jdrageregeling te baseren. De gemeente heeft bovendien de marges in de
regeling niet genoeg onderzocht.
Mevr. M. de Vries vult aan, dat het concept er op gericht is de financiële
stroom op gang te houden.
Wethouder de Pree meent dat de gemeente er niet aan ontkomt om een concept
plan in te dienen dat in overeenstemming is met de voorschriften van de rijks
bijdrageregeling. Die regeling is vrij duidelijk: een kinderdagverblijf is als
totaliteit ingesteld op hele-dag-voorziening, met name voor kinderen van
0-6 jaar. De praktijk in Leeuwarden is anders. Daar zit duidelijk frictie.
Maar de financiële stroom moet op gang gehouden worden. Landelijk wordt inder
daad onderzocht welke veranderingen in de rijksbijdrageregeling moeten worden
aangebracht. Er is een achttal experimenten gestart, die echter al toegewezen
zijn en niet aan Leeuwarden.
Mevr. C. van Hilten meent dat de gemeente ook zelf geld kan vrijmaken voor
kinderdagverblijven. De gemeente heeft een kinderdagverblijf een algemene
voorziening genoemd. Laat de raad daar dan ook de consequentie uit trekken.
De heer de Pree antwoordt dat er in de raad een fundamentele diskussie is
gevoerd over de vraag of een kinderdagverblijf beschouwd moet worden als
een specifieke, een algemene dan wel een basis-voorziening. De raad heeft toen
besloten dat een kinderdagverblijf een algemene voorziening is. Dat wil
zeggen, dat de voorziening kinderdagverblijf niet bij voorbaat alleen van
toepassing is voor bepaalde groepen. Er zijn geen onbeperkte middelen; daarom
is tegelijkertijd gezegd dat criteria voor toelating nodig zullen blijven en
wordt het Kinderdagverblijf verzocht criteria op te stellen.
Mevr. de Yries stelt dat uit dit besluit een dubbele houding spreekt: een
- kinderdagverblijf -