Zulks is alleen aanvaardbaar indien andere daarboven uitstijgende beleidsdoel stellingen, die algemeen aanvaard en erkend worden zulks noodzaken en indien binnen een dergelijke groep een uniforme lijn wordt getrokken. Ontbreekt dit al les, dan zal het overheidshandelen op dat punt niet de nodige aanvaarding verwer ven, met de gevolgen van dien voor werkgelegenheid, sociale structuur en geloof waardigheid e. de mate waarin de noodzaak tot beheersing aanwezig is. De noodzaak tot beheersing van het gebruik en de prijzen wordt bepaald door verschillende omstandigheden. In de eerste plaats kan dat zijn door aard en functie van een bepaald gebied: in het gebied waar verschillende functies aanwezig zijn kan zonder nader ingrijpen de sterke de zwakke, maar niettemin noodzakelijke functie verdringen alleen al om economische (on)mogelijkheden. In een ander gebied waar sprake is van een ééndui dige structuur (bijvoorbeeld woonwijken) zal zich dat in 't geheel niet of slechts marginaal voordoen. In de tweede plaats wordt die noodzaak bepaald door de mogelijkheden die an dere middelen bieden en dan is in 't bijzonder te denken aan de wettelijke. Zoals uit II.4-. geconcludeerd kan worden bieden de huidige en de in ontwikkeling zijnde wetten al zeer vele mogelijkheden om zowel het gebruik als de prijsvorming te be heersen. Elk terrein dat langs die weg gewonnen wordt zal ten koste gaan van dat van de uitgifte. Tenslotte wordt die noodzaak bepaald door de wijze waarop de gemeente, met gebruikmaking van het zojuist genoemd wettelijk instrumentarium, andere middelen hanteert. In het oog springend is hier de vraag waar de burgers bindende bestem- mings- en gebruiksregels zijn ingevoerd. Wat dit aangaat, mag gevoegelijk gesteld worden dat de jarenlange inspanningen langzaam resultaten te zien geven; voor veel gebieden zijn structuurschetsen en/of bestemmingsplannen gereed c.q. nagenoegd ge reed Het vorenstaande brengt met zich mee dat het te voeren grondbeleid min of meer een afgeleide is, die nadere invulling behoeft per soort en per gebied. Wel ke uitgiftemogelijkheden er zijn en hoe deze gehanteerd kunnen worden in verschil lende situaties zal hieronder nader aan de orde komen. - 19 - II.6. Uitqiftemoqelijkheden. 6.1, Aard van de uitgifte. Het slutistuk van het grondbeleid is de uitgifte van de gronden voor de doel einden waarvoor deze zijn bestemd en geschikt gemaakt. De keuze van de voorhanden zijnde mogelijkheden wordt in veel gevallen mede bepaald door de vraag in hoever re de overheid naast de andere instrumenten die haar in het kader van het publiek recht ten dienste staan, bij de uitgifte nog bevoegdheden aan zich moet houden ten aanzien van gebruik en prijsvorming. Vooropgesteld moet namelijk worden dat de uitgifte wordt beheerst door de regels van het privaatrecht. Dit betekent dat zij zich afspeelt tussen de individuele burger en de overheid als privaat persoon. Centrale vraag wordt dan, of de overheid iets mag regelen door middel van het pri vaatrecht, dat evenzeer geregeld kan worden door het publiekrecht, dan wel dat het publiekrecht niet toestaat. De algehele opinie is thans dat de overheid in be ginsel vrij is de privaatrechtelijke contractsvorm te kiezen. Dit is ondermeer be vestigd in het arrest van de Hoge Raad van 19 januari 196S, ND 1965-166 (Benzine station Eindhoven). Anderzijds blijkt, dat de administratieve rechter zich wat te rughoudender opstelt op dit punt. Ook zal de ontwikkeling van de jurisprudentie van de AROB-rechter wellicht nadere richtlijnen opleveren. Op het terrein van de gronduitgifte wordt door veel gemeenten ook op uitge breide schaal gebruik gemaakt van de privaatrechtelijke weg. Of het wenselijk is vanuit een oogpunt van rechtsgelijkheid en rechtsbescherming zal primair bestuurlijk afge wogen en beoordeeld moeten worden. Een feit is in ieder geval dat de positie van de burger anders is indien zijn tegenpartij een gewone burger (of de overheid die handelt als een gewone burger) is, dan wel of dit de overheid is, die gebruik maakt van de publiekrechtelijke bevoegdheden. Bij civielrechtelijke geschillen tussen de overheid (handelend als overheid) en de burger, in de meeste gevallen voortvloeien de uit een vermeende onrechtmatige daad van die overheid, stelt de burgerlijke rechter zich tot op heden terughoudend op. Hij zal dan toetsen aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en dan nog marginaal (kon de overheid tot een dergelijke beslissing komen) als gevolg van de in ons land beleden scheiding van machten. Bij een normaal geschil tussen twee burgers zal een toetsing plaatsvinden aan de beginselen van goede trouw, billijk heid en redelijkheid. Deze gaat inhoudelijk gezien verder dan de toetsing aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Niet alleen wat de toetsing betreft is er verschil, maar daarnaast biedt het civiele recht op grond van de zgn. contract vrijheid mogelijkheden om die toesting uit te sluiten. Hiermee kan bereikt worden dat via het contract allerlei zaken geregeld worden zonder dat daarvoor procedures in acht genomen behoeven te worden en zonder dat er een toetsing plaatsvindt door een onafhankelijke instantie. Uiteraard kent dit alles zijn begrenzing in het in stituut onrechtmatige daad, maar hierbij zijn we weer aangeland bij de terughoudend heid van de rechter. Geheel anders is het indien hetzelfde bereikt kan worden via de normale op de gevallen toegesneden administratieve wetten. Die kennen normaliter met veel rechtswaarborgen omgeven procedures met als sluitstuk de Wet Administra tieve Rechtspraak Overheidsbeschikkingen (A.R.O.B.), waarvan de reikwijdte nog niet geheel vaststaat en eerst vastgesteld kan worden nadat de jurisprudentie zich heeft geprofileerd. Het doet dan ook enigszins vreemd aan dat de overheid onder erkenning van de wens tot inspraak en optimale rechtsbescherming al haar publiekrechtelijk hande len onderwerpt aan doorzichtige en met veel waarborgen omgeven procedures, maar aan de andere kant in veel gevallen haar toevlucht neemt tot het private recht waar bij al die zaken worden omzeild dan wel aangevuld. Het gevolg van het bewandelen van de weg van het private recht is dat er gro te verschillen ontstaan niet alleen tussen de verschillende gemeente, maar ook bin nen één gemeente de burgers ten opzichte van de overheid in een verschillende po sitie komen te verkeren. Dat zulks uit een oogpunt van gelijke rechtsbescherming niet altijd te rechtvaardigen is, moge duidelijk zijn. - 18 -

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1980 | | pagina 314