- 40 -
Om deze reden heeft de Raad in juni 1980 de gehele binnenstad aangewezen tot
stadsvernieuwingsgebied in de zin van de I.S.R. en is de Minister van Volks
huisvesting en Ruimtelijke Ordening gevraagd het nadelige saldo, dat voorlo
pig is geraamd op ruim 50 miljoen voor zijn rekening te nemen. Tegelijker
tijd is het uitvoeringsplan voor de Binnenstad-Oost ter goedkeuring ingezonden,
waarin het operationele karakter voorop staat. Andere gebieden zullen paral
lel aan de totstandkoming van de bestemmingsplannen spoedig volgen. Ook op dit
onderdeel blijft een actief beleid gewenst.
Hoewel de I.S.R. goede financiële mogelijkheden biedt, zal de gemeente zelf
evenzeer de nodige middelen ter beschikking moeten stellen. Niet alleen zal de
I.S.R.-bijdrage ontoereikend zijn om het programma voor 100% uit te voeren,
maar daarnaast zal in 't bijzonder de gemeente zelf de nodige investeringen
moeten plegen voor het herstel en de instandhouding van de gebouwde omgeving.
Dit uit zich in de restauratie van de gemeentelijke panden. Om dit beleid con
creet te kunnen uitvoeren voorziet het beleidsplan in de reservering van
100 miljoen voor de komende 15 jaar. De binnenkort uit te brengen nota Stads
vernieuwing zal nader ingaan op de besteding van deze middelen en daarbij te
vens de fysieke mogelijkheden in de tijd uitzetten;
de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht op grond van de Monumentenwet. De in
1973 ingediende aanvraag om voor een dergelijke aanwijzing in aanmerking te
komen, zal binnenkort haar feitelijk beslag krijgen. Over het concept heeft de
Raad in zijn vergadering van 1 september 1980 een advies geformuleerd. Het
historische karakter van de binnenstad wordt hiermee expliciet benadrukt en
vorm gegeven. De aanwijzing zal niet alleen tot gevolg hebben dat ook beeldbe
palende panden voor subsidiëring in aanmerking komen, maar ook dat het gehele
stadsbeeld extra bescherming krijgt. Eén en ander zal in de juridische bestem
mingsplannen haar neerslag moeten krijgen. De in deze plannen opgenomen voor
schriften zijn veel gedetailleerder en hebben bijvoorbeeld ook betrekking op
het materiaalgebruik. De voorzienbaarheid van deze status heeft er toegeleid,
dat binnen de gemeente de bestemmingsplannen reeds worden opgezet op basis van
de aanwijzing;
verschillende andere juridische middelen, zoals te noemen zijn:
- de bouwverordeningdie regels geeft omtrent het bouwen, welstand etc.;
- de Hinderwet en milieuwetgeving
- de Drank- en horecaverordeningwaarbij een deel van de binnenstad is aange
wezen tot een zogenaamde horecavrije-zonezulks ter ondersteuning van in
't bijzonder de functie wonen;
- de Algemene Politie Verordening, die verschillende bepalingen kent op het
terrein van het gebruik van voor het publiek toegankelijke ruimtes;
actieve qrondpolitiek, welke in Deel II.2. is omschreven. Dit middel is inmid
dels ook in Leeuwarden zodanig ingeburgerd en geaccepteerd, dat het geen na
dere toelichting behoeft. Uit het feit dat de onder sub b. genoemde uitvoe
ringsplannen worden gemaakt en gerealiseerd moge duidelijk zijn geworden, dat
een actieve grondpolitiek ook op het terrein van de stadsvernieuwing een zeer
belangrijk instrument is geworden en zal blijven. In dit verband zal dit mid
del zich op tweeërlei wijze uiten, namelijk enerzijds in de vorm van verwer
ving en anderszijds in die van de uitgifte. Aangezien beide elkaar wederzijds
beïnvloeden zal in paragraaf III.2.2. hierop expliciet worden ingegaan wanneer
de keuze wordt gemaakt tussen uitgifte in erfpacht versus verkoop. Op deze
plaats kan worden volstaan met een aantal algemene opmerkingen. Het beleid
in de binnenstad heeft zich voor wat betreft de verwerving tot op heden gericht
op:
- die gronden en opstallen waarvan de eigendom noodzakelijk is voor de reali
sering van de openbare bestemmingen;
- die gevallen waarin het particuliere initiatief te kort schiet;
het betreft hier in hoofdzaak verwerving van panden die nodig herstel behoe
ven, doch waarvan de kosten uitstijgen boven de financiële mogelijkheden van
de eigenaar;
- 41 -
- de gronden en opstallen welke bestemd zijn voor een realisering van de
woonfunctie, waarbij in 't bijzonder de bouw van woningewetwoningen wordt
beoogd
- strategische punten, waarvan de eigendom wenselijk is voor het tegengaan
van ongewenste ontwikkelingen;
De uitgifte vindt tot op heden in de meeste gevallen plaats door middel van
verkoop, waarbij invloed wordt uitgeoefend op de prijsvorming door middel van
gedifferentieerde verkoopprijzen: prijs afhankelijk van de aard van het gebruik,
de ligging en de bestemming.
2.2. Verkoog versus erfpacht.
De keuze tussen beide uitgiftemogelijkheden dient mede bepaald te worden aan
de hand van de geformuleerde beleidsdoelstellingen voor de binnenstad. In het vo
renstaande is gememoreerd, dat de gemeentelijke activiteit zich niet beperkt tot
het verwezenlijken van die doelstellingen, maar ook daarna nog actueel is, zulks
met het oog op het instandhouden van de herstelde toestand. Dit kan door middel
van de hierboven genoemde instrumenten en aan de hand van de uitgifte. Weliswaar
geven zowel verkoop als erfpacht de juridische mogelijkheid, dat door het stel
len van voorwaarden het gebruik wordt beïnvloed, doch bij verkoop zijn deze dui
delijk beperkter van aard dan bij uitgifte in erfpacht. Daarenboven is bij ver
koop de zaak financieel ten einde voor de gemeente. Duist omdat de binnenstad
vraagt om een optimaal gebruik van alle middelen voor een beheersing van het grond
gebruik en -prijs wordt de voorkeur uitgesproken voortaan de gronduitgifte via
erfpacht te laten plaatsvinden. Ter nadere adstructie en be-argumentering van deze
voorkeur wordt het volgende aangevoerd.
a. vrij marktmechanisme en verwevenheid van functies.
De binnenstad heeft in zich dat een groot aantal functies, die onderling met
elkaar concurreren een plaats moeten krijgen en behouden.
Zonder regulerend op te treden zullen de economisch sterkere functies de zwakkere
verdringen waarmee het proces van schaalvergroting en éénzijdige opbouw zich zal
voortzetten. Al deze functies zullen tegen elkaar afgewogen moeten worden binnen
het raam van de toedeling van de ruimte, om op deze wijze een harmonisch geheel te
verkrijgen. Dit kan evenwel op zich niet verhinderen dat de vraag groot is terwijl
het aanbod relatief gering zal blijven, gezien de grootte van de binnenstad. De
waarde van deze onvervangbare grond is derhalve hoog. Om te voorkomen dat de één
maal door de gemeente verworven gronden weer het voorwerp worden van dat vrije
marktmechanisme en hiermede druk kunnen uitoefenen op de, op elkaar afgestemde be
stemmingen dienen de eigendomsrechten voorbehouden te worden.
b. regulering van het gebruik.
Niet alleen zal de grondprijs beter beheersbaar worden, maar ook het grondge
bruik zelf zal beter te controleren zijn, waarmede tevens de doelstellingen voor
de binnenstad beter blijvend gerealiseerd kunnen blijven. Het erfpachtsstelsel
biedt immers meer garanties om sluitende aanvullende voorwaarden te stellen dan
verkoop. Om de in Deel II genoemde redenen zal in dit opzicht het erfpachtsstelsel
een additionele functie dienen te verkrijgen. De te stellen aanvullende voorwaar
den zullen dan ook gerelateerd dienen te zijn aan het beoogde gebruik.
c. behoud waardestijging.
De gemeente zal voor het verwezenlijken van de doelstellingen aanzienlijke
investeringen moeten doen. Deze zijn zodanig groot, dat noch de rijkssubsidies,
noch de uitgifteprijs het geheel sluitend kunnen maken. Deze investeringen bewerk
stelligen echter wel dat de grond beter aan zijn functie kan beantwoorden en bepa
len hiermee de grondprijs zelf. Bij verkoop zal het verlies definitief voor reke
ning van de gemeente blijven. Bij uitgifte in erfpacht daarentegen valt de moge
lijke toekomstige waardestijging toe aan de gemeenschap, die ook de tekorten voor
zijn rekeneing neemt.