- 52 - Dat de grondwaarde herzien wordt bij de heruitgifte van een bepaald terrein, ligt voor de hand, omdat de bepaling daarvan één van de bestanddelen is van het vereiste raadsbesluit. ó^^Rechtszekerheid van de erfpachters. Er is reeds meerdere malen opgemerkt, dat in de moderne erfpachtsvoor- waarden de positie van de erfpachter ook in positieve zin de aandacht ver dient. In de huidige tijd van een verhoogde rechtsbescherming van de burger tegenover de overheid kan er ook geen sprake meer zijn van een eenzijdig opleggen van verplichtingen. Vanuit die achtergrond is het dan ook te verklaren dat de moderne voorwaarden bepalingen kennen, die aan de erfpachter het recht verlenen bezwaren aan te tekenen tegen een eenzijdige wijziging van zijn rechtspositie. Van dit laatste is sprake indien om de tien jaar c.q. bij wijziging van het gebruik de canon herzien wordt op de in 6.3. beschreven wijze. De positie van de erfpachter dient in die gevallen versterkt te worden, door hem het recht van hertaxatie toe te kennen. Dit kan op betrekkelijk eenvoudige wijze procedureel ingebouwd worden, namelijk door aansluiting te zoeken bij artikel 22 van de A.E.L. 1965. Een door de kantonrechter op verzoek van de meest gerede partij (in dit geval is dat steeds de erfpachter) te benoemen commissie van drie deskundigen taxeert dan opnieuw de grondwaarde. De kosten, die hiermee gemoeid zijn komen voor rekening van de erfpachter en de partijen binden zich bij voorbaat aan de uitkomst van het taxatierapport. In de literatuur treft men de gedachte nog al eens aan, dat ook bij uitgifte c.q. heruitgifte de grondwaarde vastgesteld dient te worden door onafhankelijke deskundigen. De motivering is dan dat de gemeente als monopoliste gauw geneigd zal zijn mis bruik te maken van haar positie als leverancier van de grond. Kan dit op zich juist zijn als de gemeente inderdaad alle grond in eigendom heeft, waardoor er geen sprake meer is van een grondmarkt, in de Leeuwarder situatie doet dit enigszins theoretisch aan. Bovendien is het in tegenspraak met de intentie, die er vanuit gaat dat de grondwaarde bepaald wordt door de marktwaarde. Deze waarde komt tot stand na onderhandelingen tussen gemeente en gegadigde en is daarbij wel degelijk afhankelijk van de situatie op de gehele plaatselijke grondmarkt. Een dergelijke vaststelling van de grondwaarde bij uitgifte c.q. heruitgifte behoeft dan ook niet te worden ingevoerd. Als een van de oorzaken van de waardestijging van de grond en daardoor ook de basis tot behoud hiervan en het tussentijds incasseren van de opbrengsten hieruit, is genoemd de door de overheid tot stand gebrachte werken en voor zieningen waardoor de grond beter aan zijn functie kan beantwoorden. Hierbij is er vanuit gegaan dat die activiteiten altijd een opwaarts effect hebben op de grondwaarde, doch dat behoeft geenszins het geval te zijn. Het omgekeerde kan zich pamelijk evengoed voordoen. Als extreem voorbeeld kan genoemd worden het feit dat de gemeente een aantrekkelijke woonstraat/-laan gaat veranderen in een verkeersweg met een doorstroomfunctie. In 6.3. is ook nog het voorbeeld genoemd van het verkeersluw maken van een straat, waardoor de middenstand te kampen krijgt met een omzetdaling of -stilstand. In die gevallen nu, waarbij door concrete overheidsmaatregelen de functie en daardoor de waarde van de grond direct worden gewijzigd, is het evenzeer redelijk de erfpachter het recht te verlenen hertaxatie aan te vragen op dezelfde wijze als hierboven is weerge geven bij de tussentijdse herziening van gemeentewege. Het spreekt voor zich dat dit recht niet gebonden mag zijn aan eenzelfde termijn als bij de periodieke aanpassing. De erfpachter kan hiervan gebruik maken zodra die gewijzigde omstandigheden zich voordoen. - 53 - III.7. Woningcorporaties. Hoewel het tot op heden niet gebruikelijk is dat de gronden voor de bouw van woningwet- en premiewoningen door de corporaties in erfpacht worden uitgegeven en de wijze van uitgifte aan deze instellingen indifferent is, ge zien het financieringssysteem van de rijksoverheid, werd in paragraaf III.2.2. de conclusie getrokken dat ook deze gronden voor uitgifte in erfpacht in aanmerking dienen te komen, zulks gelet op de uniformiteit in het uitgifte- beleid. Evenmen als de keuze voor de gemeente indifferent is, mag die dat zijn voor de corporaties, mits bij het stellen van de voorwaarden maar reke ning wordt gehouden met hun bijzondere positie, waarvan het financiële kader waarbinnen ze opereren één der belangrijkste factoren is. Dit financiële kader wordt in niet onzienlijke mate bepaald door de rijksoverheid, die voor de realisering en de exploitatie de middelen ter beschikking stelt. Het volks huisvestingsbeleid is nog steeds een der belangrijkste beleidssectoren van de centrale overheid, ook in financieel opzicht. In de circulaire van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, nr. MG 76-14 d.d. 20 april 1976 wordt ten aanzien van de erfpachtsvoorwaarden het volgende gesteld: "Ten einde liquiditeitsmoeilijkheden bij de toegelaten instellingen te vermijden is het gewenst, dat bij het vestigen van het recht^yan erfpacht de hoogte en de betaling van de canon zodanig wordt geregeld, dat een en ander past in het stelsel van de dynamische kostprijshuur Daarvan ware slechts bij hoge uitzondering af te wijken". Dit impliceert, dat de rijksoverheid er naar streeft in het algemeen de gemeenten in dit geval in de aanvangsjaren met een lager rendement genoegen te laten nemen. Het zal duidelijk zijn dat een variabele canon, die wordt aangepast aan de hand van een index, niet in dit stelsel past. De herziening blijft dan alleen mogelijk bij aanpassing van de rentevoet, waartegen door het rijk voorschotten worden verstrekt voor de bouw van de woningen. Een doorbe rekening van de reële waardevermeerdering van de grond, zoals voorgesteld na verloop van 10 jaar. past hierbij evenmin. Dat is eerst mogelijk na afloop van de afschrijvingstermijn, die bij dergelijke woningen wordt gehanteerd, in casu 50 jaar. Ook dan nog dient rekening gehouden te worden met renovatie-, onderhouds- en beheerskosten en met de jaarlijkse storting in de bedrijfs- reserve Gelet op de bijzondere positie van de corporaties doen zich twee moge lijkheden voor. In de eerste plaats dat de canon wordt vastgesteld op het percentage, dat voor woningwetwoningen wordt gehanteerd, waarbij de grondwaarde wordt vast gesteld op de door de minister goedgekeurde kavelprijzen voor deze sector. De aanpassing kan telkenjare plaatsvinden aan de hand van het veronderstelde huurstijgingspercentage Dit kan ook om de vijf jaar, zoals dat met de normale erfpachten gebeurt, hetgeen wel logischer is. In de tweede plaats in het dankbaar de canon voor vijftig jaar af te kopen tegen de door de minister goedgekeurde kavelprijzen. Gezien de redactie van artikel 767 B.W. twijfelen sommige schrijvers er aan of de afkoop van de canon juridisch mogelijk is. Vooropgesteld zij dat de gehele canon niet wordt afgekocht, doch alleen die, welke verschuldigd is over de eerste vijftig jaar. Andere schrijvers daarentegen achten afkoop wel mogelijk en de praktijk laat zien dat sommige gemeenten deze mogelijkheid ook hebben ingebouwd, zij het tot het moment van de eerstkomende herziening. In het Nieuw Burgerlijk Wetboek tenslotte is dit punt geen vraag meer; daar wordt zelfs het bedingen van een canon facultatief gesteld. Al de voor- en nadelen tegen elkaar afwegende is de conclusie gerechtvaardigd, dat bij de uitgifte ten behoeve van woningwet- en premiebouw de afkoop van de canon voor de eerste vijftig jaar is te prefereren. Dit biedt de corporaties, die een bijzondere sociale taak hebben waarmede het algemeen belang is gediend en die in het verlengde ligt van de gemeentelijke taak, de nodige zekerheid, doordat ze gevrijwaard zijn van tussentijdse herzieningen die weer doorgerekend moeten worden in de huurprijzen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1980 | | pagina 331