Dit heeft consequenties voor het grondbeleid in die gebieden, omdat de
verwerving hiermee beperkt wordt tot relatief geringe oppervlaktes en het her
stel van de functies, voorzover dat gepaard gaat met het uitvoeren van civiel
technische werken, die in de eerste plaats minder grootschalig en ingrijpend
zijn en die zich in de tweede plaats in hoofdzaak afspelen binnen de aanwezige
openbare ruimtes.
In voorgaande onderdelen is gesteld dat de belangrijkste middelen om het
grondbeleid uit te voeren, is het hanteren van het instrumentarium dat de Wet
op de Ruimtelijke Ordening aanreikt, de actieve grondpolitiekalsmede de fi
nanciële tegemoetkomingen van het Rijk. In alle gevallen zijn de nodige voor
zieningen getroffen. Op het gebied van de herinrichting van de bestaande ruim
tes, alsmede het geven van gebruiksmogelijkheden door middel van structuur- en
bestemmingsplannen. In de meeste gevallen heeft de gemeente haar beleid ver
woord en onderbouwd en voor sommige gebieden zijn reeds bestemmingsplannen
ontworpen. Duist omdat de stadsvernieuwing de hoogste prioriteit heeft qekre-
gen zal hieraan de komende jaren met voorvarendheid verder worden gewerkt. Dit
zelfde geldt ten aanzien van de uitvoering, waarbij niet alleen qua voorberei
ding en capaciteitsmogelijkheden programma's zijn of worden opgesteld, maar
waarbij ook de financiële consequenties zijn onderkend en ondervangen. Door
het van toepassing verklaren van de I.S.R. mag de gemeente Leeuwarden rekenen
op de financiële steun van het Rijk. Voor de gebieden Oldegalileën en Cambuur-
sterpad heeft dit zelfs geleid tot juridische en potentiële toezeggingen. Voor
het overige is binnen de eigen gemeentelijke financiële beleidsplanning de
problematiek structureel voorzien. In de komende 14 a 15 jaar is namelijk voor
de stadsvernieuwing een bedrag van ƒ100 miljoen beschikbaar.
Dit alles wil geenszins betekenen, dat alle met de stadsvernieuwing sa
menhangende problemen zijn opgelost, integendeel daarvoor is het geheel te
complex. Wel kan en mag gesteld worden dat binnen de gegeven omstandigheden
een goed gebruik wordt gemaakt van de voor het grondbeleid beschikbare midde
len. Dit heeft evenzeer gevolgen voor het gronduitgiftebeleid, doch daarop zal
in paragraaf IV.4. worden ingegaan.
De hoofdfunctie van de hierbedoelde wijken is zeer nadrukkelijk het wonen,
wat ook tot gevolg heeft, dat in tegenstelling tot de binnenstad, in het geheel
gezien minder sprake is van elkaar verdringende gebruiksmogelijkheden waarbij
de economisch zwakkere het aflegt tegen de sterkere. De problematiek ligt
veeleer in de kwaliteit van de bebouwing. Door de veranderde eisen op het ter
rein van de volkshuisvesting zijn de bewoners uit de hogere inkomensgroepen de
laatste jaren naar de nieuwere wijken of naar buiten getrokken en bestaat de
huidige bevolking voor een groot deel uit de lagere inkomensklasse. Ook dit
heeft consequenties voor het grondbeleid en wel in het bijzonder voor de vraag
in hoeverre het redelijk en verantwoord is het erfpachtssysteem te handhaven
omdat de stadsvernieuwing zoveel gemeenschapsgeld vraagt, dat de hiermee ge
paard gaande waardevermeerdering voor die gemeenschap behouden moet blijven
of anders gezegd in welke mate kan dit verhaald worden op de grondgebruikers.
Er wordt wel eens de indruk gewekt dat Leeuwarden een typische erfpachtsge
meente zou zijn. Inderdaad heeft uitgifte in erpacht zeker voor de particu
liere woningbouw steeds een duidelijke rol gespeeld in het grondbeleid, maar
in het totaal van de aanwezige gronden is de oppervlakte erfpacht toch gering,
hetgeen moge blijken uit onderstaande cijfers.
Tabel 2.
Verdeling grond naar gebruik per 1 januari 1976.
(Bron: C.B.S. bodemstatistiek Deel II, 1976).
Soort
1. Verkeersdoeleinden
2. Wonen
3. Bedrijvigheid
4. Gemengd wonen/bedrijvigheid
5. Sportterreinen, parken, plantsoenen e.d.
6. Agrarische doeleinden
7. Water (breder dan 6 m.)
8. Sociaal-culturele en overige openbare
voorzieningen
9. Diversen (o.a. vliegveld)
Tabel 3.
Oppervlakten grond uitgegeven in erfpacht per september 1980.
(Bron: CEVAN).
Bebouwd 51.3484 ha.
Onbebouwd 14.2989 ha.
Totaal- I1aÉ=I1 '~ia*
Worden beide tabellen in een procentuele verhouding met elkaar vergele
ken, dan blijkt:
dat van de totale oppervlakte van 6476 ha. slechts 1 in erfpacht is uit
gegeven;
- dat van de bebouwde omgeving (wonen, bedrijvigheid en gemengd wonen/bedrij-
vigheid), totaal 1452 ha., 4.5 in erfpacht is uitgegeven;
dat, uitgaande van de gedachte dat de meeste erfpachtspercelen betrekking
hebben op woningbouw, maximaal 65.6473/704 x 100 9,32 uit erfpacht be
staat; en in de verhouding woningbouw: bebouwde erfpachtspercelen is dat
51.3484/704 x 100 7,3
Uit het vorenstaande mag geconcludeerd worden dat erfpacht als direct
middel om het grondgebruik en de -prijzen te beheersen in Leeuwarden thans
van ondergeschikte betekenis is.
Oppervlakte m ha.
286
704
376
372
173
4207
152
69
137
["otaal 6476
IV.3. Raadsbesluit van 20 oktober 1965, nr. 17291.
In 1965 kon op grond van de geldende voorwaarden de grondwaarde en daar
mee de canon worden herzien van de erfpachtspercelen die op 31 december 1990
ten einde lopen.
In tegenstelling tot de in dat jaar vastgestelde nieuwe voorwaarden voor de
nadien uit te geven erfpachtspercelen (A.E.L. 1965) kon alleen een aanpassing
plaatsvinden van de grondwaarde en niet het rentepercentage dat de tweede fac
tor vormt voor de bepaling van de canon. Gezien de enorme stijging die de
grondwaarde had ondergaan tussen het moment van uitgifte en de herziening in
1965 waren de financiële gevolgen niet gering voor de 4.095 erfpachters, die
in totaal 62.04.19 ha. grond in gebruik hadden. Dit moge blijken uit het vol
gende staatje;
- 60 -
- 61 -