ma m Te niet gaan van het recht door beëindiging op gronden van algemeen nut. Artikel 22. 1. De Gemeenteraad kan het beëindigen van het recht voor het geheel of een gedeelte van het terrein tegen schadevergoeding, op gronden van algemeen nut, te zijner beoordeling, voor een in het besluit bepaald omschreven doei uitspreken, twee maanden nadat door Burgemeester en Wethouders aan de erfpachter van hun voornemen om een daartoe strek kend voorstel aan de Gemeenteraad te doen, kennis is gegeven (zie ook art. 25) 2. Blijft bij de beëindiging van het recht een gedeelte over dat kleiner is dan 1/4 van de uitgestrektheid van het gehele terrein of dan 75 m2, dan zal de Gemeenteraad, indien de erfpachter dit verklaart te ver langen, de beëindiging van het recht voor het gehele terrein uit spreken, behoudens in geval het terrein aan een ander terrein, bij dezelfde erfpachter in eigendom of erfpacht, grenst. 3. Het recht eindigt, ook voordat de schadevergoeding is bepaald of betaald, tenzij een ander tijdstip bij het besluit is bepaald en, behoudens het bepaalde in het vorig lid, niet eerder dan 3 maanden, nadat het raadsbesluit, waarbij de beëindiging van het recht werd uitgesproken, is genomen. 4. Een nieuw contract wordt opgemaakt voor het gedeelte niet in de be ëindiging begrepen. Het 4e lid van art. 20 is voor zover mogelijk en behoudens het volgende lid van dit artikel ten deze van toepassing. 5. Alle kosten die een gevolg zijn van de beëindiging van het recht op gronden van algemeen nut, komen voor rekening van de gemeente. Schadevergoeding bij beëindiging op gronden van algemeen nut. Artikel 23. 1. De schadevergoeding, bedoeld in het le lid van het vorig artikel, bestaat uit de vergoeding van de waarde van de opstal in de toestand, waarin die zich ten tijde van de beëindiging bevindt, vermeerderd met 10 der waarde, evenwel onder aftrek van hetgeen de erfpachters blijkens vaststelling door Burgemeester en Wethouders ter zake hel erfpachtscontract nog aan de gemeente schuldig is. Deze waarde wordt, ingeval van verschil, bepaald door deskundigen. 2. Bij de berekening van de vergoeding, bedoeld in het le lid, wordt niet gelet op nieuwe gebouwen of getimmerten of de veranderingen, gemaakt of aangebracht na de kennisgeving van Burgemeester en Wethouders aan de erfpachter, dat aan de llaad de beëindiging van het recht op gronden van algemeen nut zal worden voorgesteld, tenzij hij bewijst dat die werkzaamheden reeds vóór de kennisgeving warm opge dragen. Artikel zi*. Beëindiging van het erfpachtsrecht om redenen van algemeen belang of wegens onbowoonhaarverklaring 1Wanneer naar het oordeel van de Gemeenteraad de Gemeente om rede nen van algemeen belang de beschikking over de in erfpacht uit gegeven grond of over een deel daarvan dient te verkrijgen, kan bij besluit van de Cemeenteraad het erfpachtsrecht op die grond of op dat deel worden beëindigd. 2. Indien de Gemeente de beschikking dient te verkrijgen over een gedeelte van de in erfpacht uitgegeven grond en dat gedeelte bebouwd Is of tenminste een derde deel van het gehele desbe treffende perceel grond omvat, besluit de Gemeenteraad, indien de erfpachter het verlangen daartoe schriftelijk aan Burgemeester en Wethouders kenbaar heeft gemaakt, tot beëindiging van het erfpachtsrecht op dat gehele perceel grond.- 3. Wanneer een op in erfpacht uitgegeven grond gebouwde woning door het daartoe bevoegde gezag onherroepelijk onbewoonbaar is verklaard, kan bij besluit van de Gemeenteraad het erfpachtsrecht op die grond, voor zover deze geacht moet worden bij die woning te behoren, worden beëindigd. Het tweede lid is hierbij van overeenkomstige toepassing. 4. Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn aan de Gemeenteraad een voorstel te doen om een besluit, als bedoeld in het eerste of derde lid, te nemen, geven zij van dat voornemen aan de erfpachter kennis bij aangetekend schrijven. Omtrent een zodanig voorstel neemt de Gemeenteraad geen beslissing vóórdat één maand sedert de kennisgeving is verstreken. 5. indien de Gemeenteraad een besluit neemt, als bedoeld in het eerste of derde lid, stelt hij tevens de dag vast, waarop het erfpachtsrecht eindigt en de grond ten aanzien waarvan dat recht eindigt, met eventueel de opstallen, ontruimd ter beschik king van de Gemeente moet zijn gesteld, behoudens door derden rechtmatig verkregen gebruiksrechten. Tussen de dag van het raadsbesluit en de dag, waarop het erfpachtsrecht eindigt, moet een tijdsruimte van tenminste zes maanden liggen. 6. Van een besluit, als bedoeld in het eerste of derde lid, wordt binnen twee weken bij aangetekend schrijven kennis gegeven aan de erfpachter. 7. De Gemeente is bevoegd, indien het erfpachtsrecht op een perceel grond of een gedeelte daarvan eindigt overeenkomstig dit artikel, daarvan te doen blijken in de openbare registers met verwijzing naar het raadsbesluit en naar de krachtens dit artikel aan de erfpachter gedane kennisgevingen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1980 | | pagina 356