LEEUWARDEN
ALGEMENE EHEI'ACIITSIIEEALINGEN
LEEUWARDEN IDC5.
(Itb. 20-10-19(55)
Artikel 1.
Uitgifte van gromt.
1. Uitgifte van grond in erfpacht geschiedt:
I. a. bij akte, te verlijden ten overstaan van een notaris;
b. tegen betaling van een jaarlijkse canon in geld, overeenkomstig
artikel 15 en volgende van deze algemene bepalingen;
c. voor een tijdvak, eindigende op de einddatum, die algemeen geldt
voor uitgifte in erfpacht van grond, behorende tot hetzelfde com.
plex gronden als hel uit te geven perceel;
d. onder de overigens in de volgende artikelen gestelde algemene be
palingen;
voorzover van een en ander niet wordt afgeweken bij of kiachtens
een besluit van de Gemeenteraad; en
II. onder de bij of krachtens een besluit van de Gemeenteraad gestelde
bijzondere bepalingen.
2. Zowel de Gemeente als de erfpachter doet door het ondertekenen
van de akte van uitgifte afstand van het recht tot hel vragen van ont
binding, als bedoeld in de artikelen 1302 en 1303 van hel Burgerlijk Wet
boek, van de erfpachtsovereenkomst.
Artikel 2.
Aanvraag.
1. Hij, die grond in erfpacht van de Gemeente wenst te ontvangen,
dient een daartoe strekkende schriftelijke aanvraag in bij Burgemeester
en Wethouders, daarbij duidelijk aangevende welk terrein door hem in erf
pacht wordt verlangd.
2. In deze algemene erfpachtsbepalingen wordt verstaan onder „aan
vrager": hij, die de in het eerste lid bedoelde aanvraag heeft ingediend,
of namens wie die aanvraag is ingediend.
Artikel 3.
Ze.kcrliridsst oiling.
1. Voordat Burgemeester en Wethouders aan de Gemeenteraad voor
stellen tot uitgifte in erfpacht over te gaan, stort de aanvrager ten kan
tore van de Gemeente-ontvanger een waarborgsom tol het door Burge
meester en Wethouders op te geven bedrag van de vermoedelijke jaar
lijkse canon.
2. Burgemeester en Wel houders kunnen toestaan, «lat anders dan in
«Ie vorm van «-en waarborgsom zakelijke of persoonlijke zekerheid wordt
gesteld.
3. Uit de waarborgsom of door effectuering, ten gunste van de Ge
meente, van de zakelijke of persoonlijke zekerheid in andere vorm mag
de Gemeente zich voldoening verschaffen van de achterstallige canon,
do belopen boelen en al hetgeen de erfpachter terzake van het erfpachts-
rochl of hel vestigen daarvan overigens aan de Gemeente verschuldigd
is. Indien «ie Gemeente van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt, is
de erfpachter verplicht binnen veertien dagen nadat Burgemeester en
Wethouders hem daarvan schriftelijk in kennis hebben gesteld, de waar
borgsom aan te vullen tot het ingevolge liet eersto lid opgegeven bedrag,
onderscheidenlijk te zorgen dat wederom tot laatslbedoehl bedrag zeker
heid gesteld is.
Artikel 4.
Vervallen van «1e (zekerheid.
1. De waarborgsom, bedoeld in artikel 3, vervalt aan de Gemeente of
de zekerheid in andere vorm wordt ten gunste van de Gemeente ge-
effectueerd, in«llen:
a. nadat de Gemeenteraad tot de gevraagde uitgifte heeft besloten en
voordat de in artikel 1, sub I, onder a, bedoelde akte is verleden, de
overeenkomst tot uitgifte en aanvaarding in erfpacht wordt ontbon
den op verzoek van de aanvrager of tengevolge van aan hem te wijten
feiten of omstandigheden;
li. de aanvrager geen medewerking verleent aan de totstandkoming van
de in artikel 1, sub I, onder a, bedoelde akte binnen één maand nadat
Burgemeester en Wethouders hem schriftelijk om die medewerking
hebben verzocht;
c. in verband met het niet nakomen van de verplichting tot voltooi
ing van «1e bebouwing van het in erfpacht uitgegeven terrein binnen
de termijn, bedoeld in artikel 12, tweede of derde lid, het erfpachts-
reclit wordt beëindigd op verzoek van de erfpachter of tengevolge van
aan hem te wijten feiten of omstandigheden.
2. Burgemeester en Wethouders kunnen in bijzondere gevallen de in
liet eerste lid, onder b, bepaalde termijn verlengen.
Artikel 5.
Afstand van «1e zekerkekl.
1. De waarborgsom, bedoeld ln arlikel 3, wordt terugbetaald of van
«1e zekerheid in andere vorm wordt afstand gedann:
a. indien de Gemeenteraad afwijzend of de aanvraag heeft beslist;
b. indien aan het besluit van de Gemeenteraad tot uitgifte in erfpacht
«1e goedkeuring van Gedeputeerde Staten of in beroep de Koninklijke
goeilkeuring wordt onthouden;
III. 4 «ept 1906 aflnv. 7
1
2