Vervallenverklaring van het. erfpac.lilsrccht.
1. Met afwijking in zoverre van de artikelen 780 en 781 van het Bur
gerlijk Wetboek kan, onverminderd de verschuldigdheid van de boeten
ingevolge artikel 27 en onverminderd de bevoegdheid van de Gemeente
tot het instellen van de uil het gemene recht voortvloeiden rechtsvorde
ringen, de Gemeenteraad do vervallenverklaring van het erfpaehtsrecht
uitspreken, indien:
a. de erfpachter langer dan zes maanden na het tijdstip, waarop deze
betaald had moeten zijn, In gebreke is gebleven de canon te voldoen;
b. de erfpachter niet nakomt enige bepaling, gesteld of toepasselijk ver
klaard bij de uitgifte in erfpacht;
c. aan de in erfpacht uitgegeven grond aanmerkelijke schade is toege
bracht of van die grond grovelijk misbruik wordt gemaakt.
2. Voordal een besluit tot vervallenverklaring wordt genomen, wordt
de erfpachter door Burgemeester en Wethouders bij schriftelijke aange
tekende kennisgeving in de gelegenheid gesteld binnen een daarin be
paalde termijn van tenminste drie maanden alsnog do reden tot de ver
vallenverklaring weg te nemen.
3. Indien de Gemeenteraad lot vervallenverklaring besluit, stelt hij
tevens de dag vast, waarop het erfpaehtsrecht eindigt en de grond mei
eventueel de opstallen ontruimd ter beschikking van de Gemeerde moet
zijn gesteld, behoudens door derden rechtmatig verkregen gebruiks
rechten. Tussen de dag van het raadsbesluit en de dag, waarop het erf
paehtsrecht eindigt, moet een tijdruimte van tenminste vier weken liggen.
4. Binnen één week na de dag van het raadsbesluit geven Burge
meester en Wethouders aan de erfpachter bij aangetekend schrijven ken
nis van dat besluit.
5. Artikel 24 zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
0. Indien liet erfpaehtsrecht overeenkomstig dit artikel eindigt, is de
Gemeente verplicht binnen zes maanden na de in het derde lid, eerste
zin, bedoelde dag de desbetreffende grond opnieuw in erfpacht uit te
geven voor het op de evcnbcdoclde dag nog niet verstreken gedeelte van
de termijn van het geëindigde erfpaehtsrecht en overigens onder de be
palingen, waaronder dat erfpaehtsrecht was verleend. Indien de desbe
treffende grond is bebouwd, geschiedt de uitgifte in erfpacht van de
grond met opstallen, in hel openbaar volgens de ter plaatse voor openbare
verkopingen geldende gewoonte en onder de gebruikelijke veilingsvoor-
waarden.
7. Het bedrag anders dan terzake van de canon waartegen een
uitgifte, als bedoeld in liet vorige lid, eventueel geschiedt, wordt aan de
gewezen erfpachter uitgekeerd, onder aftrek van hetgeen die erfpachter
aan do Gemeente met betrekking lot het erfpacht sreclit nog verschuldigd
Is en van de kosten, van die uitgifte, voorzover deze niet voor rekening
van de nieuwe erfpachter komen.
8. De gewezen erfpachter heeft, behalve op de in liet zevende lid be
doelde uitkering, generlei recht op vergoeding van Gemeentewege ter
zake van de vervallenverklaring van het erfpaehtsrecht. Wordt hij een
openbare uitgifte geen bod gedaan, dan is de Gemeente tot generlei uil
kering verplicht.
•rvalienverklaring van een aandeel in een erfpaehtsrecht, welke
aandeel is gevormd door toepassing van artikel f>38a, derde lid, van het
Burgerlijk Wetboek, is niet mogelijk. Indien zich ten aanzien van een
dergelijk aandeel een der gevallen, genoemd in het eerste lid onder a, b
of c, voordoet, is de Gemeente onherroepelijk gemachtigd, het aandeel
in hel openbaar te doen verkopen. I)c Raad beslist, of tot die verkoop
zal worden overgegaan, liet tweede en het vierde lid, het zesde lid,
tweede zin, het zevende en het achtste lid vinden ten aanzien van die
verkoop overeenkomstige toepassing.
Artikel 27.
Iloete.
1. Indien de canon of hetgeen aan de Gemeente met betrekking tot
hel. erfpaehtsrecht overigens verschuldigd is niet ten volle voor de ge
stelde datum is voldaan, is de erfpachter aan de Gemeente een boete
verschuldigd, bedragende voor elke volle maand of resterend gedeelte
daarvan, dat de betaling te laat geschiedt, 5% van het verschuldigde
bedrag. Onder maand" wordt hier verstaan:
een tijdvak van dertig dagen aaneengesloten.
2. Betaling van de canon of van hetgeen aan de Gemeente met be
trekking lol het. erfpaehtsrecht overigens verschuldigd is behoeft niet te
worden aangenomen, indien niet tegelijkertijd de ingevolge liet eerste lid
verschuldigde boete wordt betaald. De boete, verschuldigd wegens niet
tijdige betaling van de canon, geldt als verhoging van de canon en wordt
geacht van de canon deel uit te maken.
3. Buiten het geval, bedoeld in het eerste lid, kunnen Burgemeester
en Wethouders de aanvrager, erfpachter of gewezen erfpachter een boele
opleggen:
a. wegens het nict.-nakomen van een der bepalingen, gesteld bij of krach
tens artikel 12, artikel 19 of artikel 20, eerste lid tot ten hoogste het
bedrag van de waarde van de grond, zoals dit overeenkomstig artikel
15 is vastgesteld of opnieuw is vastgesteld;
b. wegens liet niet-nakomen van een andere dan onder a bedoelde be
paling, gesteld of toepasselijk verklaard bij de uitgifte in erfpacht,
dan wel van een bepaling, gesteld bij of krachtens artikel 6, eerste
lid, tot ten hoogste ééntiende gedeelte van het onder a bedoelde be
drag, te betalen binnen een door hen te stellen termijn.
Artikel 28.
Positie van de hypotheekhouder.
I. Indien het erfpaehtsrecht met. hypotheek is bezwaard, geven Bur
gemeester en Wethouders:
a. indien zij toestemming geven, als bedoeld in artikel 19, eerste lid;
b. indien de erfpachter in gebreke is in het tijdig betalen van de canon,
daarvan schriftelijk kennis aan de hypotheekhouder, In het geval, be
doeld onder a, onverwijld, en in het geval, bedoeld onder b, binnen
III. 4 «ept 19f»6 nanv. 7
12