Rijk zich echter aan de inhoud van het bezwaarschrift zodat de rijks
bijdrage voorlopig gewaarborgd blijft voor de mobiele filialen.
"Verder is in het landelijk plan de in het provinciale en gemeentelijke plan
vermelde Centrale Jeugdbibliotheek niet opgenomen, omdat het geen afzonder
lijke vestiging betreft, maar een jeugdafdeling die destijds tengevolge
van de huisvestingsomstandigheden buiten het hoofdgebouw was ondergebracht,
Plan 1983 1985. procedure en randvoorwaarden
Op 1 januari 1983 begint de nieuwe planperiode 1983 - 1985 f bij brief ven
15 augustus 1980 hebben Gedeputeerde staten de gemeentebesturen verzocht M;
het opstellen van het gemeentelijk plan 1983 - 1985 gebruik te maken vaa de
door hen opgestelde handleiding en dit plan voor 1 januari 1981 bij hen in
te dienen (inmiddels is deze termijn verschoven naar 27 maart 1981).
Deze handleiding geeft aan dat de gemeentelijke plannen dienen uit te g sn
van de gewenste eindsituatie. Dat wil zeggen elke gemeente wordt geacht een
plan voor de bibliotheekvoorziening binnen haar grenzen te maken, zodan g
dat kan worden gesproken van een voltooide spreiding. Uitgaande van deze
voltooide spreiding zal het uiteindelijk definitief werkgebied van iede-e
vestiging van het biliotheekwerk afzonderlijk moeten worden aangegeven.
De vaststelling van de werkgebieden wordt beschouwd als het belangrijks 9
onderdeel van de gemeentelijke- plannen
Het belangrijkste gedeelte van het provinciaal plan zal zijn de bepalix van
de prioriteiten van nieuwe vestigingen. Om te komen tot het opstellen v <n ea
volgorde van urgentie van de door de verschillende gemeenten gewenste niem
vestigingen zullen voor de gehele provincie geldende wegingscriteria wc 'den
opgesteld waarbij niet meer alleen op de faktoren inwonertal en afstand
gelet zal worden, zoals bij de vaststelling van het nu lopende plan is ge
schied, maar ook andere wegingscriteria naar verwachting van invloed zuilen
zijn.
Om de haalbaarheid van de in de toekomst te realiseren gemeentelijke ob ectei
van de bibliotheekvoorziening te kunnen bepalen, zullen door de provincj a
daarnaast criteria worden opgesteld, waarbij gekeken zal worden n^a-r de
preciese stand van zowel de materiele als de financiële voorbereiding v n
de gewenste objecten. Bij de opstelling van het gemeentelijk plan voor ie
bibliotheekvoorziening kan vervolgens niet worden voorbijgegaan aan de
algemene maatregelen van bestuur waaraan in artikel 15 van de Wet op he
Openbare Bibliotheekwerk wordt gerefereerd. Zo zullen bij de planning vui de
werkgebieden het besluit Personeelsformatie (Stb. 1977» 65) en het Bes"zit
Bekostigingsvoorwaarden Rechtspositie Personeel Apenbare Bibliotheken
(Stb. 1978, 717) worden toegepast.
Ten aanzien van eerstgenoemd besluit is besloten de expiratiedatum
te bepalen op de datum waarop het eerste landelijk plan afloopt.
Dit besluit, dat de basis is voor het bepalen van de personeelsformatie
waarin een rijksbijdrage wordt verkregen zal na genoemde datum worden
vervangen door een nieuw besluit waarin de resultaten worden verwerkt
van een uit te voeren onderzoek personeelsformatie openbare bibliotheken.
Een andere beslissing van het Ministerie van CRM is de aangekondigde
wijziging van de Wet op het Openbare Bibliotheekwerk met het doel de groei
van de uitgaven van de Rijksoverheid te beperken.
Dit gebeurt door de voor 1981 voorziene verhoging van het percentage rijks
bijdrage in de vergoeding van de overige kosten van 10 naar 15 niet te
laten doorgaan en het percentage van 20 dat in 1982 zou worden bereikt
,te verlagen naar 15 zodat de maatregel structureel doorwerking
krijgt» Tevens beoogt het wetsontwerp de leeftijdsgrens voor vrijdom van
contributie voor het lenen van publicaties te verlagen van 18 naar 16 jaar.
Bij ministeriële beschikking is inmiddels het bedrag dat minimaal aan contri
buties moet worden geheven door de bibliotheken verhoogd van 7» 50 per
jaar naar 12,50 per jaar.. Met dit samenstel van maatregelen wordt beoogd
de konsekwenties van deze groeibeperking niet eenzijdig op de gemeentelijke
en provinciale overheden te laten drukken en aan de mogelijkheden van het
openbare bibliotheekwerk geen werkelijke afbreuk te doen.
De niet in de wet zelf maar wel in het kader van de uitvoeringsmaatregelen
voorziene uitbreiding van het personeelsbestand in 1980 is echter wel ge
realiseerd. Aan deze uitbreiding is met het oog op het belang van het schep-,
pen van werkgelegenheid prioriteit gegeven boven de verhoging van de rijks
bijdrage in de overige kosten. Met betrekking tot de normen voor het boeken
bestand, de huisvesting en de openingstijden kan worden geconstateerd dat
hiervoor nog steeds geen algemene maatregelen van Bestuur zijn verschenen.
Te meer omdat uiteindelijk 85 van de niet door contributies gedekte
kasten exlusdief de personeelslasten voor rekening van de gemeente komen
is het duielijk da-fr dit de opstelling van het onderhavige plan bemoei
lijkt. Wel kan worden geconcludeerd dat reeds voor een aanzienlijk deel is
tegemoetgekomen aan de door CRM opgestelde connept-normen ten aanzien van
huisvesting en boekenbestand, enerzijds door de inrichting van het Beurs
gebouw als vestiging van de hoofdbibliotheek-en anderzijds door in de sub
sidiebedragen verwerkte extra gelden voor uitbreiding en vervanging van het
boekenbestand. Wanneer bovengenoemde normen een definitief karakter krijgen
zal nader bekeken moeten worden in hoeverre hex gemeentelijk bibliotheek
beleid terzake dient te worden bijgesteld.
Ten aanzien van de personeelsformatie zij nog vermeld dat ingevolge de
Bibliotheekwet de kosten die uit de door net Rijk goedgekeurde formatie
voortvloeien, voor 100 voor rekening van het Rijk komen.