o. bezwaar tegen het feit, dat aan 90 van de panden ten noorden van de Ame-
landspijp de bestemming "winkel" is toegekend; slechts 2 panden zouden hier
door voor gebruik als woning, kantoor of restaurant in aanmerking mogen ko
men; terwijl vier panden thans een andere functie hebben;
p. artikel 4-, lid E sub IV correspondeert niet met het onder punt 3.6 vermelde
in de planbeschrijving;
q. het begrip "woondoeleinden" is niet gedefinieerd;
r. geen beroepsmogelijkheid tegen het wel of niet gebruik maken van een wijzi-
gings- en vrijstellingsmogelijkheid door het college van Burgemeester en
Wethouders;
s. niet duidelijk is wat in artikel 4-, lid B, onder b punt 5 (bladzijde 29)
wordt bedoeld met goot- en hoogte;
t. bezwaar tegen de bepaling, dat de platte gedeelten van de daken alleen met
zink bekleed mogen worden en niet met moderne materialen; het gaat te ver
indien ook bijgebouwen die niet vanaf de straat zichtbaar zijn aan deze be
perkende bepalingen onderworpen zijn; tevens kunnen vrijstellingsbepalin-ert
omtrent de bebouwingsvoorschriften achterwege blijven, omdat deze te min em
zijn;
u. de bepalingen zoals vervat in artikel 4-, lid C kunnen tot grote moeilijk! eden
aanleiding geven, indien zou blijken (bijvoorbeel na brand) dat de oorsp on-
kelijke gebouwen niet meer met dezelfde oppervlakte en tot dezelfde hoogie
zouden mogen worden herbouwd, omdat deze hebben gestaan op grond die tha s op
de plankaart als "bijbehorend erf" wordt beschouwd;
v. de vrijstellingsmogelijkheden genoemd in artikel 4-, lid D zijn veelal zo mi
niem, dat een deel hiervan ook wel achterwege had kunnen blijven. In pun d
kan het woord "vermeerderd" vervallen;
w. bezwaar tegen de overgangsbepaling ten aanzien van het gebruik.
Met betrekking tot voormelde bezwaren merken wij het volgende op:
ad a.
Hieromtrent merken wij op, dat het ontwerp-plan conform de artikelen 23 en 4-
van de Wet op de Ruimtelijke Ordening gedurende een maand voor een ieder te
visie heeft gelegen, zodat aan de wettelijk voorgeschreven eisen is voldaan Dit
brengt mede, dat het hierop betrekking hebbende bezwaar van reclamant onge rond
is»
adb, c, d, e, f, i.
Doel van het bestemmingsplan is, zoals uit de Memorie van Toelichting op de <Vet
op de Ruimtelijke Ordening blijkt, een goede ruimtelijke ordening tot stand te
brengen van het gebied waarover het plan zich uitstrekt. Alle bij het gebruik
van de grond betrokken belangen moeten in een bestemmingsplan worden gecoör i-
neerd ten behoeve van een zo doelmatig mogelijke indeling en verantwoord gebruik
van grond en opstallen.
Het belangrijkste deel van de inhoud van een bestemmingsplan bestaat uit bi; den-
de voorschriften omtrent de bestemming van de in het plan begrepen grond. Daar
naast kunnen voorschriften worden gegeven omtrent het gebruik teneinde de bf-
stemming volledig tot haar recht te laten komen. Uitgangspunt bij het ontwei pen
van een bestemmingsplan is, dat de verschillende belangen die bij het gebru k
van de in het plan begrepen grond zijn betrokken tot een zo harmonisch moge ijk
geheel worden gesmeed.
Alhoewel er in de Memorie van Toelichting bij bedoelde Wet inderdaad op
wordt gewezen, dat niet te veel mag worden geregeld in die zin, dat belangheb
benden nodeloos in hun vrijheid worden beknot en de Raad niet te ver moet g an
t.a.v. detailleringen, wordt in deze toelichting eveneens gesteld, dat van aval
tot geval moet worden nagegaan waar de grenzen liggen. Reklamant verliest u t
het oog dat hier sprake is van een bijzonder bestemmingsplan voortvloeiende uit
artikel 37, vijfde lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Dit artikel Vv r-
plicht de Raad het nodige te doen ter bescherming van beschermde stadsgezichten.
Zoals bekend valt de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht binnen afzienbar.
tijd te verwachten.
Het s conform de op dit terrein verschenen jurisprudentie, dat in een bestem-
min ->lan alvast rekening gehouden moet worden met een in een ver stadium verke
ren1 aanwijzing. Een dergelijk bestemmingsplan dient gericht te zijn op het we
ren van schaal- en sfeerverstorende elementen, op het handhaven - en zo nodig
zor /uldig aanpassen aan moderne eisen - van de architektonische en stedebouw-
kun tg waardevolle objecten en op het eveneens met zorg inpassen van nieuwe ele-
mer ïn in het geheel van het te beschermen gebied.
Wi tekenen hierbij aan dat het - naar uit de totstandkoming van de Monumen
ts it blijkt - geenszins de bedoeling is, dat via een bestemmingsplan ex arti-
ke 37, vijfde lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening een dergelijk stadsge-
zi t wordt bevroren, doch veeleer om er naar te streven, dat wenselijke of
no 'zakelijke veranderingen geschieden, op een zodanige wijze dat het aspect van
he geheel niet of zo weinig mogelijk schade lijdt.. De karakteristieke elementen
va het te beschermen stadsgezicht, zoals omschreven in de toelichting hierop,
vi en in dit bestemmingsplan hun bescherming» Dit brengt onvermijdelijk met
zi dat in zo'n geval meer gedetailleerd moet worden dan een "normaal" bestem-
mi jsplan.
De stelling van reclamant, dat de zéggenschap over het gebruik van de pan-
de geheel overgaat naar de overheid delen wij niet.. Bij de bestemming "gemengde
do einden" draagt elk pand weliswaar één of meer aanduidingen welke de gewenste
be emmingen voor de begane grond c.q. de volgende lagen aangeven, doch de bestem-
mi en mogen door ons met toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke
Or ning in bepaalde gevallen worden gewijzigd- Daartoe is in de bij het ontwerp-
pl behorende tabellen een kolom opgenomen waarin de marge is aangegeven waar-
bi sen de wijziging mag plaatsvinden. Voorts is in de tabellen een kolom opgeno-
me waarin het aantal functies is vermeld dat minimaal gehandhaafd moet blijven.
Te ij op de kaart in de bestemming anders- ia vermeld^zijn de volgende bouwlagen
be amd voor woningen. Indien reclamant meent schade te lijden ten gevolge van
de /oorschriften van dit bestemmingsplan dan kan hij in principe een beroep doen
op srtikel 4-9 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. In dit plangebied dient,
pl ts te zijn voor diverse functies zoals wonen, werken en recreëren. Gelet op
de tructuur van dit gebied, is het noodzakelijk de bestemmingen zodanig te de-
ta Lieren, dat aan elk van deze functies voldoende recht wordt gedaan. Het geven
va verschillende bestemmingen aan de onderscheiden bouwlagen van hetzelfde pand
co flicteert ons inziens niet met hetgeen in de nota van toelichting bij het
Be uit op de Ruimtelijke Ordening wordt gesteld ten aanzien van artikel 13,
le in 2 en 3. Bij de bestemming "gemengde doeleinden", wordt er in het algemeen
va sit gegaan, dat de eventuele 2e en volgende bouwlagen een woonfunctie dienen
te ebben. Het wonen moet hierbij vooral als functie ten dienste van deze be
st wringen worden gezien. Indien men de bovenwoning aan een derde wenst te ver-
hu n, dan zal dit zonodig door het treffen van voorzieningen mogelijk moeten
wo !en gemaakt. Dit behoeft naar onze mening niet op practische bezwaren te
st ten. Wij staan op het standpunt, dat de flexibiliteit in dit bestemmingsplan
zo nig is, dat voor een verstarring van het functie-patroon niet behoeft te
wo ien gevreesd.
Gezien her vorenstaande dienen bovenbedoelde bezwaren van reclamant onge-
gr d te worden verklaard
ad
Inu volge artikel 7, eerste lid van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening is
ee onderzoek ingesteld naar de bestaande toestand in en naar de mogelijke en
we elijke ontwikkeling van dit gebied. Dit onderzoek had onder meer betrekking
op :e aanwezigheid van en de behoefte aan woningen, winkels en kantoren. Voorts
is oor een zorgvuldige beoordeling van de uitwendige toestand, de bouwkundige
kw iteit opgenomen van de panden in het plangebied, hetgeen wij voor het ontwer-
pe van het bestemmingsplan voldoende achten. De resultaten van bedoeld onder
zo zijn weergegeven in de bij dit plan behorende toelichting.
Wi menen dan ook, dat dit bezwaar feitelijke grondslag mist en derhalve onge-
grt d moet worden verklaard.
- 6 -
- 7 -