ad h. Wij wijzen er in dit verband op, dat een essentieel onderdeel van het stedelijk inrichtingsbeleid vormt het herstellen c.q. stimuleren van de woonfunctie in de binnenstad. Met name geldt zulks ten behoeve van de categorie één- en tweeper soonshuishoudens die veelal op het binnenstadsgebeuren zijn georiënteerd en an dersoortige eisen stellen aan het wonen en de woonomgeving. Wij hebben dan ook niet de indruk, dat de geprojecteerde woonbebouwing waar reclamant hier op doelt als problematisch zal worden ervaren. Wij achten dit bezwaar dan ook ongegrond. ad j. Ten aanzien hiervan merken wij op, dat de gevelwand van de Amelandsstraat in verschijningsvorm als een op zichzelf staande gevelwand is beschouwd en als; o- danig in het plan is verwerkt. Ook dit bezwaar achten wij ongegrond- ad k. Omtrent een desbetreffend verzoek van de heer Hepkema om het pand Voorstreek 60 een horecabestemming te geven, is destijds door de commissie voor de Ruimte.; ijke Ordening negatief geadviseerd. Dit advies hebben wij overgenomen. Een en ander hield verband met een eerder genomen raadsbesluit inhoudende dat 90 van de pan den aan de Voorstreek tussen Tuinen en Hoeksterpad een winkelbestemming diert te verkrijgen. Op het moment, dat omtrent het verzoek een beslissing moest wor den genomen bleek, dat de toegestane 10 van de panden die voor overige doel einden mochten worden gebruikt reeds was bereikt. Een andere bestemming dan de aan dit pand toegekende winkelbestemming zal pas mogelijk zijn indien 90 der panden een winkelfunctie heeft. In principe blijft dus de mogelijkheid bestaan dat reclamant zijn pand te zijner tijd voor in het plan aangegeven doeleinden kan gebruiken. Wij achten dit bezwaar evenzeer ongegrond. ad 1. Hieromtrent delen wij U mede, dat het bijgebouw behorende bij het pand Vooretreek 6.0 zonder bezwaar kan worden gehandhaafd en alszodanig ten behoeve winkeldox lein- den kan worden gebruikt. Reeds eerder hebben wij gewezen op de noodzaak tot de bouw van een parkeergarage in dit gebied. Om de nodige capaciteit te bereiken zijn de panden Amelandsstraat 1, 3 en 5 voor deze doeleinden noodzakelijk, odat deze panden niet aangewend kunnen worden voor doeleinden welke reclamant ke« ne- lijk voor ogen staan. Wij achten deze bezwaren ongegrond. ad m. De opmerking van reclamant dat de aangehaalde kaarten een verschil in maximaal toelaatbare hoogte te zien geven is juist. Wij stellen voor de kaarten met elkaar in overeenstemming te brengen en het plan op dit punt gewijzigd vast te stellen. Dit bezwaar moet als gegrond worden beschouwd. ad n. Hieromtrent merken wij op, dat het Amelandshuis moet worden aangemerkt als en "beeldbepalend" pand. Zonder dat de straatgevel behoeft te worden aangetast kan dit pand een functie vervullen voor kantoordoeleinden. De door reclamant ge oem- de functies zoals wonen en winkels komen in de betrokken straatwand voldoende tot hun recht, terwijl via een wijzigingsbevoegdheid onder de omschreven ver waarden een restaurant in bedoelde gevelwand* kan worden toegestaan. Wij me -in dan ook dat een kantorenbestemming op bedoeld perceel stedebouwkundig gezie verantwoord is. Wij achten het bezwaar van reclamant ongegrond. ad o. Hiervoor verwijzen wij U naar ons commentaar onder k. De eerder door U gedane uitspraak dat 90 van de panden tussen Tuinen N.Z. en het Hoeksterpad een win kelbestemming dient te verkrijgen stoelt op de overweging, dat het van belasg wordt geacht dat de zgn. winkelbanaan zo gezond mogelijk blijft functioneren Met het oog hierop is aan de betrokken panden een winkelbestemming toegeken Wij zien geen aanleiding deze beleidsuitspraak te herzien. Wij achten het b - zwaar van reclamant tegen dit onderdeel van het bestemmingsplan dan ook ong - grond. au tin nde het vermelde in de planbeschrijving onder punt 3.6 m overeenstemming te engen met het bepaalde in artikel 4 E onder IV dienen achter "wonen" de woc en "kantoren en horeca" te worden vermeld. Het bezwaar tegen dit onderdeel die t gegrond te worden verklaard. ad ÖST nduidelijkheden bij de uitleg van planvoorschriften te voorkomen is het in dex tad gewenst om het begrip "woondoeleinden" alsnog in de begripsomschrijving te efiniëren. Hiervoor hebben wij U reeds voorgesteld om in artikel 1 alsnog eer definitie op te nemen. Het bezwaar moet als gegrond worden aangemerkt. ad Ter aanzien van dit bezwaar merken wij op, dat de Wet op de Ruimtelijke Ordening en e Wet-Arob voor (derden-) belanghebbenden ruim voldoende mogelijkheden bie- de; om beroep c.q. bezwaar in te dienen tegen beschikkingen, waarin al dan niet get. uik wordt gemaakt van een wijzigings- c.q. vrijstellingsbevoegdheid. Wi achten het bezwaar van reclamant dan ook ongegrond. ad De egrippen goothoogte en hoogte zijn nader omschreven in artikel 2 van de plan- vo schriften, zodat op dit punt geen misverstanden mogelijk zijn- Wij tekenen hi? bij aan, dat tot de elementen welke tezamen mede het karakteristieke beeld va; het stadsgezicht bepalen onder meer de goothoogten en hoogten behoren. Het be id zal er dan ook op gericht zijn om de verscheidenheid in goothoogten en ho ten in de toekomst te handhaven. Dit bezwaar achten wij ongegrond, ad en v. Na eroverweging ontmoet het bij ons geen bezwaar dat platte daken in daarvoor in anmerking komende gevallen met een ander materiaal worden afgedekt dan is vex geschreven. Aan dit bezwaar kan worden tegemoetgekomen door in de planvoor- scl iften een vrijstellingsbepaling op te nemen. Vo ts merken wij op, dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet slechts wo ;t gevormd door hetgeen zichtbaar is vanaf de openbare straat, maar tevens wo It bepaald door hetgeen op de achtererven aanwezig is en gebouwd mag worden. De egeling met betrekking tot de bijgebouwen vloeit enerzijds voort uit de toe- li' ting bij de toekomstige aanwijzing tot beschermd stadsgezicht en is ander- zi Is van stedebouwkundige aard. Overigens betreft het hier een normale regeling we e in het algemeen eveneens geldt ten aanzien van het bebouwen van achterer ve in andere stadsgedeelten. De karakteristieke elementen die tezamen de aan- le ing hebben gevormd voor bedoelde aanwijzing worden veelal mede bepaald door de ils welke dan ook in het bestemmingsplan zoveel mogelijk direct moeten wor de. vertaald. Deze detaillering heeft geleid tot een zekere verfijning van de vr stellingsbepalingen. Door deze vrijstellingsbepalingen wordt een soepele to assing van de voorschriften mogelijk, zodat zij niet kunnen worden gemist. He woord "vermeerderd" in artikel 4-, lid D onder 1 sub d kan inderdaad verval- let Wij achten het bezwaar deels gegrond en deels ongegrond, ad Wi merken ten aanzien van dit punt op, dat de rechten van de betrokken eigenaren vi. het overgangsrecht zoals vervat in artikel 17, leden 1 en 2 voldoende worden ge arborgd. Wij achten dit bezwaar dan ook ongegrond. ad w. Te lotte heeft reclamant Hepkema bezwaar tegen de overgangsbepaling voor het get ruik van de desbetreffende eigendommen. Hieromtrent merken wij op, dat ingevolge de overgangsbepaling de gronden en opstallen, die bij het rechtsgeldig worden van dit plan in gebruik waren an der dan overeenkomstig het plan, als zodanig in gebruik mogen blijven. Het recht om een bepaald afwijkend gebruik krachtens deze overgangsbepaling voc-j t te zetten, is niet voorbehouden aan degene, die de betrokken gronden en opsxallen op het tijdstip van het rechtsgeldig worden van dit plan als zodanig in ebruik heeft. Het bestaande afwijkend gebruik mag dus door een ander worden voo:tgezet. - 8 -

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1981 | | pagina 195