- 4 - Reclamante is voorts van mening, dat het ontwerp-plan de mogelijkheid blok keert om, in samenhang met de ruimten boven de winkel van Albert Heijn aan het Zaailand/Willemskadeeen totaalplan te maken voor binnenstadskantoren of dergelijke. Ten aanzien van dit bezwaar merken wij het volgende op. In het ontwerp-plan is het perceel Willemskade 22 aangewezen voor "ge mengde doeleinden" (begane grond "winkel" en verdiepingen "kantoren"), met dien verstande, dat het hoofdgebouw uitsluitend binnen het op de kaart aan gegeven bebouwingsvlak mag worden gebouwd. Op het achterste gedeelte van dit perceel mogen de bijgebouwen worden gerealiseerd tot een bepaald maxi mum deel van het erf. De achtergrond van deze regeling is, dat om stedebauw- kundige redenen voorkomen dient te worden, dat de binnenterreinen volledig "dichtslibben". Ruimtelijk gezien zou hierdoor een ongewenste situatie ort- staan. Voorts is het met name in een gebied als dit, waar het bevorderen van de woonfunctie een belangrijke plaats inneemt, uit een oogpunt van volkshuis vesting (toetreding van licht en lucht) gewenst, dat enige open ruimte aan wezig blijft. Daarenboven bestaat er uit een oogpunt van brandveiligheid (vluchtwegen en bereikbaarheid door de brandweer) eveneens bezwaren tegen het volledig bebouwen van achtererven. Gezien het vorenstaande zijn wij van mening, dat aan deze bijgebouw, a- regeling - welke ook voor andere binnenstadsgebieden geldt - moet worden vastgehouden en de bestemming van dit erf moet worden gehandhaafd. Overigens valt de op dit erf aanwezige bebouwing onder de overgangsbepalingen, hetgeen betekent, dat gedeeltelijke vernieuwing en verandering in principe mogel? ik is en het gebruik mag worden voortgezet. Wij achten het bezwaar van reclamante derhalve ongegrond. E. Bezwaar tegen het gehele ontwerp-bestemmingsplan. De heer J.T.M. Hepkema, Willemskade 12, is van mening, dat één maand te kort is om het ontwerp-plan goed te kunnen bestuderen en eventueel bezwaren in te dienen. Teneinde zijn rechten zeker te stellen, maakt hij bezwaar tegen het gehele ontwerp-plan. Niettemin heeft reclamant een aantal met name geadem de bezwaren naar voren gebracht, waarop wij hieronder zullen ingaan. Wij merken hieromtrent het volgende op. De tervisielegging van het ontwerp-plan gedurende één maand en de gr te genheid gedurende deze termijn bezwaren in te dienen, vindt zijn grondslag in de artikelen 23 en 24 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Het bezwaar van reclamant is dan ook ongegrond. F. Bezwaren tegen de zeggenschap door de overheid over het gebruik van de p. uden, alsmede tegen te ver gaande detaillering van het ontwerp-bestemmingsplan. De heer J.T.M. Hepkema, voornoemd, is van mening, dat de zeggeschap over het gebruik van de panden geheel overgaat van de eigenaar naar de overheid, hetgeen een te grote inbreuk maakt op de eigendomsrechten en in vele gevallen een vorm van gedeeltelijke onteigening zonder schadevergoeding betekent. Het geven van een bestemming per pand en per bouwlaag acht hij niet in overeen stemming met de Wet op de Ruimtelijke Ordening enhet Besluit op de Ruimtelijke Ordening. Overigens is hij van mening, dat het per bouwlaag realiseren van bestemmingen vaak op praktische bezwaren zal stuiten. Hij ziet niet in waarom de natuurlijke ontwikkeling niet bestendigd kan worden. Naar zijn mening zal de regel- en heerszucht welke uit het plan naar voren komt, uiteindelijk lei den tot een verstarring van het tot dusver flexibele bestemmingspatroon. Aan genoemde bezwaren kan naar zijn mening worden tegemoet gekomen door de bestem ming "gemengde doeleinden" niet verder te definiëren. Ten aanzien van deze bezwaren merken wij het volgende op. Doel van een bestemmingsplan is, zoals de Memorie van Toelichting bij ie Wet op de Ruimtelijke Ordening het zegt, een goede ruimtelijke ordening an het gebied, waarover het plan zich uitstrekt. Alle bij het gebruik van de grond betrokken belangen behoren in een bestemmingsplan te worden geco- jrdineerd ten behoeve van een zo doelmatig mogelijke indeling en een verant woord gebruik van grond van opstallen. Het belangrijkste deel van de inhoud van een bestemmingsplan bestaat uit bindende regels omtrent de bestemming van de in het plan begrepen grond. Daarnaast is het in het algemeen van belang, dat voorschriften worden gegeven omtrent het gebruik, dat nodig is jm een bestemming volledig tot haar recht te doen komen. Uitgangspunt bij het ontwerpen van een bestemmingsplan is, dat de verschillende belangen, die bij het gebruik van de in het plan begrepen grond zijn betrokken, tot een zo harmonisch mogelijk geheel worden gecoördineerd. De stelling van reclamant, dat de zeggenschap over het gebruik van de anden geheel overgaat naar de overheid, is onjuist. Bij de bestemming "ge mengde doeleinden" draagt elk pand weliswaar één of meer aanduidingen, welke de gewenste bestemmingen voor de begane grond c.q. de volgende bouwlagen aangeven, maar deze bestemmingen mogen door ons met toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, worden gewijzigd. Daartoe is in de bij het ontwerp-plan behorende tabellen een kolom opgenomen waarin de marge is aangegeven waarbinnen deze wijziging mag plaatsvinden. Voorts is in de tabellen een kolom opgenomen waarin het aantal functies is vermeld, dat minimaal gehandhaafd moet blijven. Tenzij op de kaart in de bestemming an ders is vermeld, zijn de volgende bouwlagen bestemd voor woningen. Artikel +9 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening biedt overigens voldoende zekerheid dat eventuele schade welke voor een belanghebbende tengevolge van dit bestem mingsplan mocht ontstaan en welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zij nen laste behoort te blijven, naar billijkheid wordt vergoed. Alhoewel er in de Memorie van Toelichting bij de Wet op de Ruimtelijke Ordening inderdaad op wordt gewezen, dat niet te veel mag worden geregeld in die zin, dat belanghebbenden nodeloos in hun vrijheid worden beknot en de gemeenteraad niet te ver moet gaan t.a.v. detailleringen, wordt in deze toelichting eveneens gesteld, dat van geval tot geval moet worden nagegaan /aar de grenzen liggen. De gemeenteraad is vrij om een bestemmingsplan zodanig te detailleren, als overeenkomt met de omstandigheden in het gebied, waarvoor het plan zal gelden. De omstandigheid, dat het hier om een deel van de binnenstad gaat, heeft bij het ontwerpen van dit bestemmingsplan een belangrijke rol gespeeld Iet ontwerp-plan strekt onder meer tot bescherming van het binnenkort aan te /ijzen beschermde stadsgezicht. In dit gebied dient plaats te zijn voor allerlei functies, zoals wonen, zerken en ontspanning. Gelet op de structuur van dit gebied, is het noodzake Lijk de bestemmingen zodanig te detailleren, dat aan elk van deze functies /oldoende recht wordt gedaan. In verband hiermede dient niet slechts een bestemming te worden aangegeven voor de begane grond van een pand, maar evens voor de eventuele 2e en volgende bouwlagen. Het wonen wordt hierbij ils primair te stellen functie gezien. Met het oog hierop zijn de panden aarin gewoond wordt, zoveel mogelijk als zodanig in het ontwerp-plan opge- lomen en wordt het aantal woningen aanzienlijk uitgebreid. Het geven van verschillende bestemmingen aan de onderscheiden bouwlagen <an hetzelfde pand conflicteert voorts op geen enkele wijze met hetgeen in ie nota van toelichting bij het Besluit op de Ruimtelijke Ordening wordt gesteld ten aanzien van artikel 13, leden 2 en 3.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1981 | | pagina 201