- 4 - _Gebieden_die_buiten de prioriteitstelling vallen. Van diverse zijden is gewezen op de stadsvernieuwingsproblematiek die op onze gemeente afkomt terzake van een aantal na-oorlogse woonwijken buiten de ringweg. De vraag is dan ook gesteld of deze wijken niet in de prioriteit stelling zouden moeten worden meegewogen. Zowel het gemeentelijk beleid als dat van de andere bestuurslagen heeft zich tot nu toe hoofdzakelijk geconcentreerd op voor-oorlogse wijken. Zoals in de beleidsnota is uiteengezet is het juist de omvang van het voor-oorlogs woningbestand die geldt als criterium voor de van toepassing verklaring van het financieel instrumentarium op grond van de Interim-Saldo- regeling. Wij betwijfelen dan ook ernstig, of in het geval van aanwijzing van na-oorlogse wijken als stadsvernieuwingsgebied op Rijkssteun mag worden ge rekend, die verder gaat dan de algemeen geldende subsidieregelingen. Wij gaan er vanuit, dat naast de regeling terzake van de renovatie van na-oorlogs woningbezit een beroep kan worden gedaan op de 2.500,-- regeling terzake van verbetering van de woonomgeving. Voorshands nemen wij aan, dat plannen voor na-oorlogse wijken met behulp van genoemde subsidieregelingen kostendek kend kunnen worden gerealiseerd. Mocht dit onverhoopt niet het geval blijken te zijn, dan zal alsnog overwogen moeten worden de na-oorlogse wijken bui en de ringweg in de prioriteitstelling mee te laten wegen. Gelet op de finan ciële positie van de diverse bestuurslagen zal er rekening mee moeten worden gehouden, dat opneming van de na-oorlogse wijken in de planning tot 1993 ten gevolge zal hebben, dat plannen voor een aantal oudere wijken tot na 1993 zul len moeten worden uitgesteld. Zo nodig komen wij op deze problematiek terug bij de .bijstelling van de beleidsnota. 5. Aanschrijvingsbeleid. Van een aantal zijden is aangedrongen op het voeren van een actief aan schri jvingsbeleid als middel om verval in niet als stadsvernieuwingsgebied aangewezen wijken tegen te gaan. In de beleidsnota is reeds uiteengezet welke formele en procedurele problemen zich voordoen bij het aanschrijvingsbeleid. Kortheidshalve zij hiernaar verwezen. Inmiddels is duidelijk geworden dat de aanschrijvingsmogelijkheid tot verbe tering beperkt zal worden tot het treffen van concrete voorzieningen zoals een douche, een toilet etc. Bovendien heeft de landelijke Raad voor de Volkshu s- vesting afwijzend gereageerd op de voornemens op dit terrein van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, omdat de aan de aanschrijvingen te verbinden subsidiefaciliteiten niet beschikbaar blijken te zijn. Mede om deze redenen handhaven wij onze twijfel over de vraag of aanschrijvingen als een structureel instrument kunnen worden beschouwd. Vooralsno blijven wij aanschrijvingen beschouwen als aanvullend instrument. 6. Hoofdwegenstructuur. De Provinciale Commissie Stads- en Dorpsvernieuwing wijst in haar com en taar op de nauwe samenhang tussen het uitvoeren van de stadsvernieuwing en het uitvoeren van werken ter verbetering van de verkeerssituatie en is van oordeel dat die samenhang in de beleidsnota onvoldoende zou zijn onderkend. Wij zi;n van mening dat dit oordeel onjuist is. In hoofdstuk VIII onder G. hebben wij die samenhang expliciet uiteengezet en wij hebben de indicator "verkeerssitua tie" juist op die gebieden van toepassing verklaard, waar werken in het ka'er van de hoofdwegenstructuur moeten worden gerealiseerd. Naar onze mening stelt de commissie wel terecht de kwestie van de financiering van de hoofdinfrastruc tuur aan de orde. - 5 - li de beleidsnota hebben wij er reeds op gewezen, dat de Interim Saldoregeling voor deze werken onvoldoende financiële ruimte biedt. Het niet door subsidie v, n het Ministerie van Verkeer en Waterstaat gedekte deel van de investeringen wi rdt immers niet meegenomen bij de berekening van het door het Rijk te vergoe- d n nadelig saldo van een plangebied. Dat betekent dat dat gedeelte volledig v or rekening van de gemeente komt. Zoals in de nota is uiteengezet kan dek- k ng van dat gedeelte alleen maar plaatsvinden ten laste van de stelpost voor c vieltechnische werken, een post die ook om andere redenen onder zware druk s aat. De besteding van de bedoelde stelpost zal dus telkens zeer zorgvuldig a gewogen moeten worden. Het gaat ons echter te ver de suggestie van de commis- se te volgen de stadsvernieuwingsplannen dan maar aan te passen aan dit gesig naleerde knelpunt. Dat zou namelijk inhouden, dat de doelstelling om stadsver nieuwingsgebieden geheel of gedeeltelijk verkeersluw te maken zou moeten worden v: rlaten. Daarmee zou naar onze mening op een onverantwoorde manier afbreuk worden gedaan n de doelstelling, dat de stadsvernieuwingsproblematiek structureel dient te v.orden aangepakt. De financiële aspecten van het stadsvernieuwingsgebied. Een belangrijk onderdeel van de beleidsnota wordt gevormd door de dek- Lngsmethodiek met betrekking tot de ten laste van de gemeente blijvende kos- en van stadsvernieuwing en de omvang van die kosten. De Provinciale Commissie oor de Stads- en Dorpsvernieuwing wijst op de problemen die kunnen voort- loeien uit een eventuele verdere verslechtering van de financiële positie van e Rijksoverheid. ij zouden hieraan nog willen toevoegen, dat ook de financiële positie van de emeente verre van rooskleurig is. Zoals de zaken er thans voor staan, moet orden gevreesd, dat het gemeentelijk beleidsplan onvoldoende ruimte biedt oor de in de beleidsnota geraamde gemeentelijke bijdragen in het Fonds Stads- ernieuwing. Wij verwachten, dat het noodzakelijk zal zijn ook de stadsver- ieuwing binnenkort aan U voor te dragen als een zogenaamd herwaarderingspro- ect. Wij denken daarbij aan een verlaging van de jaarlijkse storting met on- eveer 10 p welke wijze deze korting door zal werken in de diverse plannen is nog niet xact te overzien. In ieder geval voor een gedeelte zal de consequentie zijn at de realisering van een aantal plannen tot na 1993 zal moeten worden uitge steld. Temporisering van de van Rijkswege beschikbaar te stellen middelen zal n principe dezelfde consequentie hebben. aarbij handhaven wij ons uitgangspunt - dat overigens in het algemeen met in stemming is ontvangen - dat temporisering van stadsvernieuwingsactiviteiten ■liet dient plaats te vinden door bepaalde onderdelen van plannen uit te stel en of achterwege te laten, maar door plannen als geheel in de tijd op te schuiven. In enkele commissies zijn opmerkingen gemaakt over de conclusie dat het ooralsnog geen aanbeveling verdient een deel van de kosten van stadsvernieu- ving middels een baatbelasting op belanghebbenden te verhalen. Het gaat daar bij vooral om het woord "vooralsnog". Wij zijn van mening, dat het thans niet verantwoord is het heffen van een dergelijke belasting definitief uit te sluiten. Het financieel perspectief is voor alle overheidsniveaus somber en vij achten het niet uitgesloten, dat er een situatie kan ontstaan, dat het treffen van een dergelijke belasting (als laatste middel) de enige oplossing biedt om een stuk stadsvernieuwing te realiseren.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1981 | | pagina 377