- 4 -
13b. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden kunnen toestaan, dat, nadat
Gedeputeerde Staten van Friesland dit raadsbesluit hebben goedgekeurd,
het verkochte, vooruitlopende op het passeren van de overdrachtsakte, mei;
inachtneming van de eventueel door Burgemeester en Wethouders te stellen
voorwaarden door de koopster in gebruik wordt genomen;
koopster is alsdan met ingang van de dag waarop de ingebruikneming is
toegestaan, tot de dag waarop de overdrachtsakte wordt verleden aan de
gemeente Leeuwarden over de koopsom een rente verschuldigd, berekend naar
12% per jaar;
14.
15.
16.
het risico voor en het onderhoud van het gekochte en alle daarvan geheven
wordende en nog te heffen lasten en belastingen komen vanaf de levering
voor rekening van de koopster;
de gemeente Leeuwarden is tot geen andere vrijwaring gehouden dan tot die
wegens uitwinning;
partijen doen afstand van het recht tot het vragen van ontbinding, als
bedoeld in de artikelen 1302 en 1303 van het Burgerlijk Wetboek;
17. de akte van eigendomsoverdracht zal worden opgemaakt door en verleden
voor een door de koopster aan te wijzen, te Leeuwarden gevestigde nota
ris
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
RAADSADVIESCOMMISSIE VOOR DE BEZWAARSCHRIFTEN.
Advies inzake de beslissing op het bezwaarschrift van Jarov B.V. ingediend namens
de heer S.J. de Dong.
Bijlage nr. 71. Leeuwarden, 5 februari 1981
Aan de Gemeenteraad.
I. Inleiding.
In een brief van 22 mei 1980 verzocht de heer S.3. de 3ong Uw raad om het mo
gelijk te maken een eenvoudige opslagruimte te bouwen op het perceel Griene
Dyk 2 te Wirdum middels het wijzigen van het bestemmingsplan "Buitengebied"
en vooruitlopend daarop, het nemen van een voorbereidingsbesluit.
De heer de 3ong schreef deze opslagruimte nodig te hebben voor de opslag van
bouwmaterialen ten behoeve van zijn bouwbedrijf. In Uw vergadering van 22
september 1980 besloot U het verzoek van de heer De 3ong af te wijzen. De re
den hiervan was dat inwilliging van het verzoek in strijd zou zijn met de be
leidsvisie die aan het plan "Buitengebied" ten grondslag ligt. Die visie
houdt in dat het agrarische karakter van het buitengebied - waar en zolang
dit mogelijk is - dient te worden gehandhaafd. Niet-agrarische functies moe
ten worden geweerd. Voorts werd in het besluit een beduchtheid uitgesproken
voor de precedentwerking die de inwilliging van het verzoek zou hebben.
Tegen het besluit van 22 september 1980, dat op 30 september 1980 aan de heer
De Jong werd toegestuurd, tekende het Juridisch Adviesbureau voor ruimtelijke
ordening en volkshuisvesting, Jarov B.V., namens de heer S.J. de Jong bezwaar
aan op grond van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen
(de Wet Arob)
Overeenkomstig artikel 5 van het Reglement behandeling verzoek- en bezwaar
schriften is het bezwaarschrift om advies in handen gesteld van onze Commis
sie.
II. De bezwaren van de heer De Jong.
In het uitvoerige bezwaarschrift wordt het volgende aangevoerd.
In de raadsbrief die aan het besluit ten grondslag ligt is geheel voorbij ge
gaan aan het feit dat de Kroon in het Koninklijk Besluit van 26 mei 1978, nr.
29 goedkeuring heeft onthouden aan de bij het bestemmingsplan "Buitengebied"
behorende gebruiksvoorschriften. Dit houdt in dat er voor de heer De Jong
geen verbod geldt om in de bestaande loods zijn timmerbedrijf uit te oefenen.
Deze constatering is essentieel en het is dan ook te betreuren dat dit geen
rol heeft gespeeld bij het oordeel omtrent het verzoek. Als reden om de ge
bruiksvoorschriften niet goed te keuren geeft de Kroon ondermeer op dat niet
wordt geregeld, dat Burgemeester en Wethouders vrijstelling kunnen verlenen
als strikte toepassing van de voorschriften leidt tot een beperking van het
meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaar
digd.
Reclamant wijst er verder op dat in de raadsbrief wordt gesteld, dat het tim
merbedrijf van de heer De Jong onder de bij het plan behorend overgangsrecht
is komen te vallen. Dit is merkwaardig nu in het K.B. van 26 mei de Kroon aan
het gehele overgangsrecht zijn goedkeuring heeft onthouden. Het overgangsrecht
bestaat derhalve niet en uiteraard kan het timmerbedrijf dan ook niet onder
een dergelijk recht vallen.