De gewijzigde omstandigheden zijn achtereenvolgens: - een van de grootste bedrijven wordt om in het rapport genoemde redenen gehandhaafd, zodat er in de toekomstige situatie bedrijvigheid blijft langs de Dokkumer Ee; het gaat thans veeleer om de vraag in welke mate de bedrijvigheid in te passen is zonder afbreuk te doen aan de uitgangspunten van het plan; - er is een op uitvoering gericht plan ontworpen, dat op grond van de toepasse lijke regeling binnen een van te voren bepaalde termijn afgerond moet zijn; een dergelijk plan reikt, zolang de wet op de Stads- en dorpsvernieuwing niet van kracht is, niet de middelen aan om via publiekrechtelijke weg te bereiken (onteigening) wat via minnelijk overleg niet is te realiseren; wil het een met het ander harmonieëren, dan zullen voorzienbare knelpunten - hoe reëel ze wellicht ook mogen zijn - bij voorbaat vermeden dienen te worden, voorzover dit althans niet ten koste gaat van de hoofduitgangspunten, die ten grondslag liggen aan het plan; kortweg gesteld, zal vermeden moeten worden dat het uitvoeringsplan hetzelfde lot beschoren zal zijn als het bestemmingsplan uit 1976; - de resultaten van het gevoerde bestuurlijke overleg geven explicieter dan dit het geval was bij de totstandkoming van het meergenoemde bestemmingsplan, de ruimtebehoefte voor de onderwijsdoeleinden weer; de marge waarbinnen ge opereerd kan worden is hiermede tevens concreter bepaald. Een en ander tegen elkaar afwegende zijn wij van oordeel, dat tegemoet gekomen kan worden aan de geuitte bezwaren. Handhaving van de beide genoemde bedrijven brengt echter logischerwijs met zich mee, dat ook de noodzaak om het in deze hoek aanwezige bedrijf Gebr. Pol te verplaatsen, is komen te vervallen. Wij hebben de ruimtelijke consequenties van deze conclusies laten vertalen op de bijgevoegde tekening nr. 16A-46. Wij willen hierbij ter toelichting het volgende opmerken. Handhaving van de bedrijven in de noord-oosthoek impliceert in de eerste plaats het niet kunnen realiseren van het daar gedachte woongebouw van ca. 50 eenheden, tenzij het geheel in westelijke richting zou worden verschoven Dat laatste achten wij niet wenselijk, omdat zulks impliceert dat het terrein voor hoger onderwijsdoeleinden ongunstig wordt verkaveld wat met zich mee kan brengen dat een relatie tussen het noordelijk en zuidelijk deel moeilijker tot stand kan komen. Om deze reden is de oplossing gezocht in een verplaatsing van dat woongebouw in zuidelijke richting langs de Dokkumertrekweg. Het geringe capaciteitsverlies van ca. 5 woningen vinden wij in de gegeven om standigheid acceptabel, temeer daar de aanduiding een globaal karakter heeft en in de concrete planontwikkeling wellicht in positieve zin bijgesteld kan worden. Een voordeel van de voorgestelde invulling is, dat een groter deel van de rand langs de Dokkumer Ee de woonbestemming kan krijgen, waardoor het levendige karakter geaccentueerd wordt. Een wens die ook naar voren kwam in de vergadering van de Commissie Ruimtelijke Ordening van 27 april 1981. Het bedrijf van Hout handel van Driesum B.V. wordt dan ook in noordelijke richting gedraaid en zal daardoor gedeeltelijk achter de te handhaven bebouwing langs de Dokkumertrekweg gesitueerd worden. Gehandhaafd blijft de noodzaak tot herschikking van dit bedrijf op een iodanige wijze dat het niet te diep het plangebied indringt. De totale ruimte is ook groter geworden, namelijk ca. 9500 m2 tegen 8700 m2 in de huidige situatie en 7400 m2 bij een draaiing in zuidelijke richting. Op deze wijze is laar ons oordeel tegemoet gekomen aan het ingediende bezwaar. De totale terreinreservering voor onderwijsdoeleinden vermindert door dit alles met 0,07 ha, hetgeen naar ons oordeel past binnen de marges van de in paragraaf 4.2 van het rapport weergegeven prognoses. Ten aanzien van de ontsluiting wordt voorgesteld de Keimpemastraat niet in het noorden te laten aansluiten op de Dokkumertrekweg, doch deze te laten eindigen in een lus. Het tracé zelf wijkt in het noorden iets meer af in westelijke richting. De aanleg van deze weg blijft echter noodzakelijk, niet alleen voor een betere ontsluiting van het bedrijf van Van Driesum B.V., doch evenzeer voor een goede bereik baarheid van het onderwijsterrein. Deze ontsluiting is indicatief aangegeven op de bedoelde kaart. In de bestaande ontsluiting van de overige te handhaven bedrijven in deze hoek behoeven geen wijzigingen te worden aangebracht. Financiën De I.S.R. schrijft voor dat de uitvoeringstermijn in de tijd begrensd moet zijn. In hoofdstuk 6 van het rapport is deze termijn bepaald tot 1 januari 1986. Dit is reëel gezien de van gemeentewege te ontwikkelen activiteiten. Aan de andere kant magverwacht worden dat in die periode niet alle terreinen voor de onderwijsvoorzieningen zullen zijn ingevuld, temeer niet nu de prognose betrekking heeft op de behoefte voor de komende 10 a 15 jaar. Om beide punten met elkaar in overeenstemming te brengen wordt voorgesteld het I.S.R.-plan administratief op genoemde datum af te sluiten en de dan nog niet overgedragen onderwijsterreinen tegen de dan geldende grondprijs bij het Grondbedrijf onder te brengen. Aangezien dit een financieel risico in zich heeft zijn wij van oordeel dat dit eerst kan plaatsvinden, nadat de prognoses opnieuw onder ogen zijn gezien aan de hand van de op dat moment bij gemeente en rijk bekende wetenschap. Indien daaruit geconcludeerd moet worden, dat een bijstelling alleszins gerechtvaardigd is, zal een planwijziging worden voorgesteld. Hierbij is het niet uitgesloten, dat de aanvankelijk voor onderwijs bestemde terreinen een andere bestemming zullen krijgen, waaronder die van wonen. De financiële opzet wordt in niet onaanzienlijke mate bepaald door de opbrengsten van de onderwijsterreinen. Wij hebben de prijs hiervoor bepaald op de huidige norm van 125,/m2, exclusief B.T.W. Wij verwachten dat hierover op departementaal niveau afspraken worden gemaakt en dat wijzigingen niet tot gevolg zullen hebben, dat de gemeente met een groter tekort wordt geconfronteerd. In de opzet is een onderscheid gemaakt tussen enerzijds het gebied waar voor in het verleden reeds een bijdrage is verstrekt op grond van het Besluit bijdragen reconstructie- en saneringsplannen en anderzijds het gebied dat onder de I.S.R. kan vallen. Dit onderscheid is nodig, aangezien beide regelingen elkaar uitsluiten. Saneringsgebied. Na uitvoering van de verschillende werken en realisering van de opbrengsten zal dit onderdeel afgesloten kunnen worden met een nadelig verschil van rond 1.500.000,--. Hiervoor zal dekking moeten worden gevonden ten laste van het Fonds Stadsvernieuwing. Zoals reeds is opgemerkt in de ontwerp-beleidsnota Stadsvernieuwing zal dit bij de eerstkomende bijstelling worden meegenomen. - 6 - - 7 -

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1981 | | pagina 504