Nr. 8380. D£ BAAD DES GEMEENTE LEEUWARDEN Beschikkende op het beroep, ingesteld door P.Terpstra te Leeuwarden tegen het besluit van Burgemeester en Wethouders van 24 februari 1981, no.B 20/81 waarbij vergunning is geweigerd voor het plaatsen van een tijdelijke nissenhut op het perceel Einstein- weg 12, alhier, kadastraal bekend gemeente Huizum, sectie E, no. 1234(dls.)j Overwegende, dat Burgemeester en Wethouders bij hun evenver- meld besluit hebben overwogen, dat ingevolge artikel 34 van de Bouwverordening het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk zodanig moeten zijn, dat het bouwwerk zowel op zichzelf als in verband met de bestaande omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan voldoet aan redelijke eisen van welstand; dat zij van oordeel zijn, dat het beoogde bouwwerk qua verschijningsvorm -gezien de materiaalkeuze en vormgeving hiervan- niet beantwoordt aan vorenom- schreven welstandseis; dat zij weliswaar op grond van artikel 14 van de Woningwet vrijstelling van de bepalingen van de Bouwverordening kunnen ver lenen ten behoeve van bouwwerken, welke voorzien in een tijdelijke behoefte, niet zijnde bewoning, doch dat hun uit mededelingen van de zijde van aanvrager is gebleken, dat zijn bedrijf behoefte heeft aan een permanente ruimte in de vorm van een showroom en werkplaats; dat aan het vorenstaande niet afdoet, dat het desbetreffende terrein door hem slechts voor een termijn van vier jaar is gehuurd dat appellant in beroep aanvoert, dat hij evenals andere be drijven in de omgeving ertegen opziet om in een tijd van economische recessie te investeren in gebouwen die na een huurtermijn waardeloos worden; Overwegende, dat ingevolge artikel 48, eerste lid onder a van de Woningwet bouwvergunning moet worden geweigerd, indien het bouw werk waarop de aanvraag beschikking heeft niet zou voldoen aan de Bouwverordening dat het bouwplan strekt tot het plaatsen van een tijdelijke nissenhut op het perceel Einsteinweg 12 te Leeuwarden; dat blijkens artikel 34 van de Bouwverordening het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk zodanig moeten zijn, dat het bouw werk zowel op zichzelf als in verband met de bestaande omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan voldoet aan redelijke eisen van welstand; dat hij van oordeel is, dat het beoogde bouwwerk qua verschij ningsvorm -gezien de vormgeving en materiaalkeuze hiervan- niet vol doet aan redelijke eisen van welstand; dat artikel 14 van de Woningwet de mogelijkheid biedt vrij stelling te verlenen van de bepalingen van de Bouwverordening ten behoeve van bouwwerken welke voorzien in een tijdelijke.behoefte, niet zijnde bewoning; dat voormeld wetsartikel betrekking heeft op de tijdelijkheid van een behoefte en niet op het tijdelijk karakter van een bouwwerk; dat noch in het beroepschrift noch tijdens de zitting van de ommissie van advies inzake beroepschriften ingevolge de Bouwveror dening door appellant is weersproken, dat hij voor de uitoefening van zijn bedrijf ter plaatse behoefte heeft aan een permanente ruimte in de vorm van een showroom annex werkplaats; dat aan het vorenstaande niet afdoet, dat het desbetreffende terrein door appel lant slechts voor een termijn van vier jaar is gehuurd; dat de aanvraag om vergunning naar zijn mening dan ook het oog heeft op het creëren van een tijdelijke voorziening voor een op zichzelf permanente behoefte aan ruimte voor bedrijfsdoeleinden; dat hij van oordeel is, dat appellant niet heeft kunnen aan tonen dat het verlangde bouwwerk voorziet in een tijdelijke behoefte, zodat artikel 14 van de Woningwet geen toepassing kan vinden; dat uit het vorenstaande voortvloeit, dat het bestreden besluit moet worden gehandhaafd; gezien hst advies van de Commissie van advies inzake beroep schriften ingevolge de Bouwverordening van 11 juni 1981 (bijlage nr. 261 gelet op de Woningwet; BESLUIT: het beroep ongegrond te verklaren. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van Yoorzitter. Secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1981 | | pagina 508