Nr. 8381 DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN; Beschikkende op het beroep, ingesteld door Montakon Techniek B.V. te Leeuwarden tegen het besluit van Burgemeester en Wethouders van 31 maart 1981, no. B 68/81, waarbij vergunning is geweigerd voor het plaatsen van de nissen- hut op het perceel Oupiterweg IA-, alhier, kadastraal bekend gemeente Leeuwar den, sectie K, no. 29A (dis); overwegende, dat Burgemeester en Wethouders bij hun evenvermeld besluit hebben overwogen, dat ingevolge artikel 3A van de Bouwverordening het uiter lijk en de plaatsing van een bouwwerk zodanig moeten zijn, dat het bouwwerk zowel op zichzelf als in verband met de bestaande omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan voldoet aan redelijke eisen van welstand; dat zij van mening zijn, dat het beoogde bouwwerk qua verschijningsvorm - gezien de materiaalkeuze en vormgeving hiervan - niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; dat zij op grond van artikel IA- van de Woningwet bevoegd zijn vrijstelling van de bepalingen van de Bouwverordening te verlenen ten behoeve van bouwwerker welke voorzien in een tijdelijke behoefte, niet zijnde bewoning; dat hun echter uit informatie is gebleken, dat het door aanvrager nieuw gestichte gebouw op voormeld perceel thans te weinig ruimte biedt voor opslag doeleinden, waarvoor het zonder vergunning geplaatste bouwwerk wordt gebruikt, doch dat om financieel-economische redenen momenteel geen uitbreiding voor deze doeleinden kan worden gerealiseerd in de vorm van een permanent gebouw; dat naar hun mening vaststaat, dat ter plaatse permanente behoefte bestaat aan ruimte voor opslagdoeleinden; dat vorengenoemd artikel IA- van de Woningwet niet gehanteerd mag worden ten aanzien van een tijdelijke voorziening voor een op zichzelf bestaande permanente behoefte aan ruimte voor opslagdoeleinden; dat, nu niet is aangetoond, dat genoemd bouwwerk zal voorzien in een tijdelijke behoefte, bedoeld wetsartikel niet kan worden toegepast; dat appellante in beroep aanvoert, dat ten onrechte is overwogen dat de bedoelde nissenhut niet zou voorzien in een tijdelijke behoefte omdat het voornemen bestaat uiterlijk 1983 het desbetreffende bedrijf uit te breiden, zodat de nissenhut na realisering hiervan van het terrein zal verdwijnen; dat appellante hieraan tijdens de zitting van de Commissie van Advies inzake beroepschriften ingevolge de Bouwverordening heeft toegevoegd, dat het voornemen bestaat bij een gunstige ontwikkeling van haar bedrijf op het des betreffende terrein een nieuwe productieruimte te bouwen, waarbij de huidige opstal kan worden gebruikt voor opslagdoeleinden, doch dat thans de financiën ontbreken om één en ander te realiseren; overwegende, dat ingevolge artikel A8, eerste lid onder a van de Woning wet bouwvergunning moet worden geweigerd, indien het bouwwerk waarop de aan vraag betrekking heeft niet zou voldoen aan de Bouwverordening; dat het bouwplan strekt tot het plaatsen van een nissenhut op het perceel Oupiterweg IA- te Leeuwarden; dat blijkens artikel 3A van de Bouwverordening het uiterlijk en de plaat sing van een bouwwerk zodanig moeten zijn, dat het bouwwerk zowel op zichzelf als in verband met de bestaande omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan voldoet aan redelijke eisen van welstand; dat hij van oordeel is, dat het beoogde bouwwerk qua verschijningsvorm - gezien de materiaalkeuze en vormgeving hiervan - niet voldoet aan redelijke eisen van welstand zoals voorgeschreven in artikel 3A van de Bouwverordening; dat artikel IA van de Woningwet de mogelijkheid biedt vrijstelling te verlenen van de bepalingen van de Bouwverordening ten behoeve van bouwwerken, welke voorzien in een tijdelijke behoefte, niet zijnde bewoning; dat voormeld wetsartikel betrekking heeft op de tijdelijkheid van een behoefte en niet op het tijdelijk karakter van een bouwwerk; dat door appellante noch in haar beroepschrift noch tijdens de zitting van de Commissie van advies inzake beroepschriften ingevolge de Bouwveror dening is weersproken, dat haar bedrijf thans ter plaatse behoefte heeft aan een permanente ruimte voor opslagdoeleinden; dat hem is gebleken, dat uit financiële overwegingen een noodzakelijk geachte uitbreiding thans achterwege wordt gelaten; dat de aanvraag om vergunning naar zijn mening dan ook het oog heeft op het realiseren van een tijdelijke voorziening voor een op zichzelf permanente behoefte aan ruimte voor opslagdoeleinden; dat hij van oordeel is, dat appellante niet heeft kunnen aantonen, dat het verlangde bouwwerk voorziet in een tijdelijke behoefte, zodat artikel IA van de Woningwet geen toepassing kan vinden; dat uit het vorenstaande voortvloeit, dat het bestreden besluit moet worden gehandhaafd; gezien het advies van de Commissie van advies inzake beroepschriften ingevolge de Bouwverordening van 11 juni 1981 (bijlage nr. 262); gelet op de Woningwet; BESLUIT: het beroep ongegrond te verklaren. Aldus vastgesteld in de openbare ver gadering van Voorzitter. Secretaris.. -2-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1981 | | pagina 510