Overwegende, dat ingevolge artikel 48, eerste lid onder a van de
Woningwet een bouwvergunning moet worden geweigerd, indien het bouwwerk
waarop de aanvraag betrekking heeft, niet zou voldoen aan de bouwver
ordening;
dat het bouwplan strekt tot het plaatsen van een duivenhok op
evenvermeld perceel;
dat op grond van artikel 34 van de bouwverordening het uiterlijk
en de plaatsing van een bouwwerk zodanig moeten zijn, dat het bouwwerk
zowel op zichzelf als in verband met de bestaande omgeving of de te
verwachten ontwikkeling daarvan voldoet aan redelijke eisen van wel
stand;
dat hij van oordeel is, dat voormeld bouwwerk waarbij de vorm
geving zodanig is gekozen dat één van de wanden ten opzichte van de
andere schuin wordt geplaatst op zich zelf bezien uit esthetisch oog
punt niet acceptabel is;
dat hieraan door het stellen van een daartoe strekkende voorwaarde
zou kunnen worden tegemoetgekomen, doch hieraan niettemin betekenis
moet worden ontzegd nu het bouwwerk zoals hieronder zal worden over
wogen ook anderszins niet voldoet aan de bepalingen van de bouwver
ordening;
dat het beoogde duivenhok geheel is geprojecteerd achter de ter
plaatse geldende achtergevelrooilijn welke blijkens het bepaalde in
artikel 45 van deze verordening ligt op ca. 11 meter uit de voorgevel-
rooilijn;
dat het ingevolge artikel 48 van de bouwverordening verboden is
te bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn;
dat van evengenoemd verbod krachtens artikel 48 onder m van de
bouwverordening ten behoeve van bijgebouwen, waaronder dit duivenhok
moet worden begrepen, vrijstelling kan worden verleend;
dat het desbetreffende bouwperceel deel uitmaakt van een bouw
blok dat hoofdzakelijk woonbebouwing omvat met op de achtererven een
vrij open bebouwing;
dat hij van oordeel is, dat -gezien de reeds aanwezige bebouwing
op het onderhavige achtererf- door het plaatsen van een duivenhok in
de gevraagde omvang het woonklimaat ter plaatse in negatieve zin zal
worden beïnvloed;
dat een dergelijke intensieve bebouwing immers leidt tot het
dichtslibben van het desbetreffende achtererf, hetgeen uit een oogpunt
van een goede volkshuisvesting niet juist moet worden geacht;
dat hij dan ook van oordeel is -de belangen afwegende- dat in
dit geval de bescherming van de volkshuisvestingsbelangen dient te
prevaleren boven de belangen welke appellant voor ogen staan, zodat
het verlenen van vorengenoemde vrijstelling niet verantwoord is;
dat hem bovendien is gebleken, dat uitvoering van het bouwplan
tot gevolg zou hebben dat de afwijking van de open-erfbepaling zoals
vervat in artikel 49» eerste lid onder b en c van de bouwverordening
zou worden vergroot;
dat naar zijn mening -de grootte van het achtererf met de hierop
reeds gestichte bebouwing in aanmerking nemende- niet in redelijkheid
gesteld kan worden dat na uitvoering van het bouwplan een andere gun
stige indeling van het erf zal resteren, zodat toepassing van artikel
49» derde lid onder c 1 van deze verordening(vrijstellingsbepaling)
achterwege moet worden gelaten;
dat voormeld perceel tevens is gelegen binnen een gebied waar
voor momenteel een voorbereidingsbesluit van kracht is;
dat hem is gebleken, dat het bouwplan niet in overeenstemming zal
zijn met het voor het betrokken gebied in voorbereiding zijnde ontwerp-
bestemmingsplan "Huizum-West, deelgebied I", omdat het hierin vermelde
maximaal toegestane oppervlak van de bijgebouwen zijnde 21 m2 als
gevolg van de uitvoering van het bouwplan zou worden overschreden;
dat derhalve evenmin vergunning zou kunnen worden verleend middels
de z.g. anticipatie-procedure;
dat uit het vorenstaande voortvloeit, dat Burgemeester en Wethouders
de gevraagde vergunning terecht hebben geweigerd, zodat het bestreden
besluit dient te worden gehandhaafd.
gezien zijn besluit van 12 januari 1981, no. 18984, waarbij de be
slissing op het beroep is verdaagd tot uiterlijk 13 maart 1981;
gezien het advies van de Commissie van advies inzake beroepschriften
ingevolge de Bouwverordening van 26 februari 1981 (bijlage no. 98);
gelet op de Woningwet;
BESLUIT
het beroep ongegrond te verklaren.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
- 2 -
- 3 -