Dit in ogenschouw nemende is financiële medewerking van het Rijk uitgesloten, Daar komt nog bij, dat de verplaatsing naar een industrieterrein uit distributie planologische overwegingen geenszins aanbeveling verdient en zelfs in strijd is met de tot heden gevoerde gedragslijn om aan bedrijven op industrieterreinen een detailhandelsverbod op te leggen. Al deze overwegingen hebben ons doen be sluiten, gehoord de Commissie Ruimtelijke Ordening, de projectgroep op te dragen bij de verdere planvorming uit te gaan van handhaving van de bedoelde houtopslag Een tweede aanpassing bleek nodig op grond van de bij ons ingediende bouw plannen van drukkerij Oongbloed c.v. Deze voorzien in een uitbreiding van het bestaande bedrijf aansluitend aan de bebouwing op de hoek Grote Kerkstraat/Bolle, manssteeg over een lengte van ca. 27 meter. Op deze plaats zijn momenteel par keerplaatsen van het bedrijf gelegen. De compensatie van dit verlies zou kunnen worden gevonden op het meergenoemde binnenterrein. Daarenboven is het bedrijf bereid de aan de Bagi jnestraat gelegen eigendommem over te dragen aan de gemeente die hiermede de mogelijkheid krijgt op betrekkelijke korte termijn voor de cehele noordzijde van deze straat een plan voor woningbouw te realiseren. Aan dit voor stel zitten ongetwijfeld enkele negatieve aspecten, zoals een toename van een parkeerdruk, minder doorloopbaarheid van het binnenterrein, geringe diepte van de achtererven van de woningen langs de Bollemanssteeg en minder bruikbaarh id van het binnenterrein als groengebied. Wij hebben echter gemeend, gehoord de Commissie Ruimtelijke Ordening in haa: vergadering van 6 april 1981, het voorstel in positieve zin te moeten benad* ren. De argumenten, die voor ons van doorslaggevende betekenis zijn, kunnen als volgt worden samengevat: - verplaatsing van een bedrijf van dergelijke aard en grootte is om financiële redenen af te wijzen. Handhaving moet dan echter wel impliceren dat een r de- lijke, binnen de grenzen van de uitgangspunten voor het binnenstadsgebied bedrijfsvoering mogelijk moet zijn en blijven; - de uitvoering van het bouwplan leidt op korte termijn tot een gesloten wa d- bebouwing, hetgeen in de binnenstad wenselijk is, terwijl door een passen ie architectonische vormgeving de bestaande fabrieksachtige gebouwen gecamou' leerc kunnen worden; - doordat over en weer eigendommen moeten worden overgedragen waardoor een e- meenschappelijke belang ontstaat kan binnen afzienbare tijd de invulling an de Bagijnestraat noordzijde zijn daadwerkelijk beslag krijgen; - door handhaving van eerdergenoemde houtloods heeft het groengebied reeds ,an betekenis ingeboet en moet hier een aantal eerder geplande parkeerplaatse worden aangelegd. Daarenboven roept het aantal nieuw te bouwen woningen i dit gebied ook een grotere vraag naar parkeerruimte op. De enige denkbare plaats is het binnenterrein dat hierdoor als het ware een erffunctie krijjt wat door een gericht vergunningenbeleid dienstbaar kan worden aan de dire. te omgeving. Het vorenstaande is uitgewerkt in het onderhavige uitvoeringsplan. Kortheidshalve zij verwezen naar de hierbij behorende tekeningen, die een g ede indruk geven van de toekomstige situatie. Hieruit moge ook duidelijk worden dat het binnenterrein op gepaste wijze met groen-elementen wordt ingericht n dat de gewenste doorloopbaarheid tussen Grote Kerkstraat en Bagijnestraat is gehandhaafd. Het behoeft tenslotte geen nader betoog dat de houten noodvooi ziening achter de voormalige M.M.S. ook in dit geval geamoveerd dient te wc den, Woonfunctie De versterking van de woonfunctie komt tot uitdrukking in de bouw van 37 nieuwe woningen, waarvan circa de helft bestemd is voor de categorie één- en tweepersoonshuishoudens en de overige voor gezinnen. Het eerste plan voor l wooneenheden en 6 woningen op de hoek Kleine Kerkstraat/Bagijnestraat verkeert in een vergevorderd stadium van voorbereiding. Het maakt deel uit van een reeks plannen ter opvulling van open gaten in de binnenstad door de woning bouwvereniging Beter Wonen. In dit verband moet nader ingegaan worden op de kanttekening die de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in navolging van de hem aangedragen adviezen heeft geplaatst ten aanzien van conflicterende bestemmingen in net binnenstadsgebied. Met name gaat het hierbij om de functie wonen versus opslag. Ter zake van het onderhavige plan heeft de minister bedenkingen tegen de woonfunctie aan de noordzijde van de Bagijnestraat gezien het gebruik van de panden aan de zuidzijde van deze straat voor opslag. Het is zondermeer duidelijk dat in een gebied als de binnenstad de opslag functie een rol van betekenis vervult en ook moet blijven vervullen. Het is juj t de ongecontroleerde uitbreiding van dergelijke functies geweest die de woonfunctie (mede) in ongunstige zin hebben beïnvloed. Een van de doelstelligen van het Structuurplan 1974 en het aanwijzings- ra; ort uit 1980 is dan ook juist hieraan een halt toe te roepen en in een posi tieve richting om te buigen. De vele activiteiten, die sindsdien in onze binnen st zijn ontplooid geven dan ook vele voorbeelden te zien die aantonen dat aan he beleidsuitgangspunt concrete inhoud wordt gegeven. In de hierboven genoemde rat orten uit 1974 en 1980 is dan ook reeds in globale termen aangeduid waar de vei chillende functies gelokaliseerd kunnen worden zonder met elkaar te conflic- tej n. Een aanduiding, die nadere uitwerking krijgt in de verschillende deel- pl, nen. Om de door de minister gesignaleerde probleemstelling duidelijker naar voi n te laten komen hebben wij hem toegezegd een inventarisatie te zullen laten mak n aan de hand waarvan een integrale benadering kan worden gekozen. Een dergelijke inventarisatie vraagt de nodige voorbereiding en tijd en betekent eer extra werkzaamheid naast de gewone, die gericht is op de totstandkoming van uit oerings- en bestemmingsplannen. Bovendien is het geheel complex van aard, ome t inzicht nodig is in de behoefte aan opslag en de plaats waar dit wenselijk is ok vanuit distributie-planologisch oogpunt. Wij hebben de dienst Stadsont- wik;eling opdracht gegeven dit onderzoek te verrichten. De resultaten zullen bin en afzienbare tijd gereed zijn. Aangezien het niet mogelijk bleek de algehele inv'ntarisatie reeds nu af te ronden, is vooruitlopend daarop een onderzoek inge- ste d speciaal voor het gebied Bagijnestraat. Het betreffende rapportje ligt voc- U bij de stukken ter inzage. Wij zijn van oordeel, dat versterking van. de woonfunctie aan de noordzijde van de Bagijnestraat een omgekeerde werking kan hebben, namelijk dat deze van pos tieve invloed is op het gebruik van de opstallen aan de zuidzijde en dat dit ook tot uitdrukking zal komen in de plannen die hiervoor nog ontwikkeld zullen wor en, in casu voor het gebied Nieuwe Steeg/Oude Doelesteeg. Het weglaten van de woo functie aan de noordzijde zal daarentegen het risico in zich hebben, dat bij voo. baat een goede gelegenheid om een van de hoofddoelstellingen van het structuur pla te realiseren, n.l. versterken van de woonfunctie, wordt gemist en juist een negatieve ontwikkeling wordt gesanctioneerd. Daarenboven zijn wij van oordeel, dat in een centrumgebied grote gebruiks- var itie van de bestaande panden moet kunnen blijven bestaan. Dit legt beper- ki en op aan de idee om te streven naar "klinische opschoningen en concentraties" He zal zich dienen te beperken tot de situaties waarin sprake is van scheefgroei. Wa en in welke mate dat het geval is, zal blijken uit de totale inventarisatie, di dan tevens oplossingen aanbiedt. Uit het zojuist genoemde deelonderzoek in het onderhavige gebied blijkt dit niet het geval te zijn in de Bagijnestraat. De gebruiksfunctie van de panden aan de zuidzijde is namelijk als volgt te vantificeren: - v nen 8 volledige panden plus 4 bovenwoningen - 0: slag 8 volledige panden plus twee benedenverdie pingen - sciaal culturele d eleinden 2 volledige panden - hi reca 1 pand - w tkel 1 pand -3-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1981 | | pagina 110