- 2 - Een uitbouw blijft -ook juridisch - altijd onderdeel van het 'hoofd'gebouw. Een aanbouw kan echter juridisch worden afgesplitst en/of voor geheel andere doeleinden worden gebruikt, hetgeen het stellen van nadere eisen noodzakelij kan maken. Het onderscheid tussen een aanbouw en een uitbouw moet daarom duidelijk zijn. Artikel II. Artikel 15, derde lid, bepaalt onder andere dat de aanvrager van de vergunnii opgaaf moet doen van de geschatte bouwkosten. Deze opgaaf is onder meer van belang voor het Centraal bureau voor de statistiek en voor de berekening van verschuldigde bouwleges. De voorgestelde tekst en toelichting hebben tot doe duidelijker aan te geven wat wel en wat niet onder bouwkosten valt. Het per centage van de bouwkosten dat in de onderscheiden gevallen voor het bepalen van de verschuldigde leges in rekening moet worden gebracht, wordt vast gesteld in de legesverordening. Bovendien heeft het voorstel betrekking op df vervanging van NEN 1067 door NEN 2631 'Investeringskosten van gebouwen -Begripsomschrijvingen en indeling'. Artikel III. Het niet voldoen aan het bepaalde in artikel 15a zal geen grond mogen opleve ren tot het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvraag om bouwvergunning Het niet opgeven van de naam en het adres van de bouwer(s) voordat met de bouw wordt begonnen, wordt immers doorgegeven aan de Kamer van Koop handel, overeenkomstig de circulaire van de minister van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening en de staatssecretaris van economische zaken d.d. 21 juli 1980, nr. 0721266. Artikel IV. De huidige tekst van het derde lid van artikel 17 is enerzijds te beperkt en anderzijds te ruim wat betreft het maken van een uitzondering op het (verplifl inwinnen van een welstandsadvies. Blijkens artikel 1 van de Monumentenwet vallen onder monumenten onder andere alle ten minste 50 jaar geleden ver vaardigde zaken, die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun volkskundige waarde. De uitzondering van het derde lid van artikel 17 is echter bedoeld voor be schermde monumenten, dat wil zeggen: onroerende monumenten die op de monumentenlijst staan. Hiertegenover staat dat de uitzondering op het verplicht inwinnen van een we standsadvies niet behoeft te worden beperkt tot gebouwen. Artikel V. Het huidige vierde lid van artikel 24 kan niet worden gehandhaafd in verband de Wet openbaarheid van bestuur. Artikel 1 van deze wet bepaalt namelijk dat een verzoek om informatie, gericht tot een overheidsorgaan, wordt inge willigd, tenzij daartegen bezwaar bestaat op één van de in artikel 4 genoendi gronden. Tot deze weigeringsgrondenbehoort niet - in tegenstelling tot nel bepaalde in het huidige vierde lid van artikel 24 der Bouwverordening - hst feit dat men niet kan aantonen belanghebbende te zijn. - 3 - Niet is voorzien in een regeling voor de actieve openbaarheid, d.w.z. het geval dat de gemeente uit eigen beweging gelegenheid geeft tot het inzien van aanvra gen of vergunningen. De gevolgen van een dergelijke actieve openbaarheid (o.a. voor de privacy) zijn nog onvoldoende doorgrond. Indien aan een desbe treffende regeling behoefte bestaat, kan deze opgenomen worden in een veror dening op de openbaarheid van bestuur, als bedoeld in de VNG-brochure 'Gemeente en openbaarheid', Blauwe reeks nr. 63. Artikel VI. Het kan voorkomen dat krachtens het huidige artikel 42 geen vrijstelling kan worden verleend van een rooilijnoverschrijding die - gold er een bestem mingsplan of een voorbereidingsbesluit - wel kan worden toegestaan via de ar tikel 19 WR0-procedure. De voorgestelde wijziging beoogt hierin te voorzien. Zie ook de wijziging van artikel 48. Artikel VII. Zie de motivering van de wijziging van artikel VI. Artikel IX. Het huidige opschrift is beperkter dan de tekst of van het artikel. Daarnaast is artikel 52 bovendien van toepassing op het ontstaan van moeilijk bereikbare stroken tussen bouwwerken of tussen een gebouw en een bouwwerk. Artikel X. De voorgestelde toevoegingen zijn van redactionele aard en zijn bedoeld ter voorkoming van misverstanden. Artikelen XII tot en met XV en XVII en XVIII. Momenteel is de economische ontwikkeling in de woningbouw zorgwekkend. Vanwege de gelijkblijvende budgets in de komende jaren wordt er naar verho ging van de produktiviteit gestreefd en wel door industrialisatie. Bij een industrialisatie op enige schaal behoort modulaire coördinatie (maataf- stemming tussen woningontwerp en vooraf vervaardigde onderdelen), waarvoor regels zijn gegeven in Ontwerp-NEN 2883, getiteld 'Modulaire coördinatie bij het bouwen-Woningenen verschenen in juli 1978. Tezamen met NEN 2880, d.d. november 1977, getiteld 'Modulaire coördinatie bij het bouwen - Begripsomschrijvingen en regels voor de plaats- en maatbepaling van modulaire elementen', behoort genoemd normontwerp tot de tweede generatie Nederlandse normen voor modulaire coördinatie. Deze normen hebben niet alleen betrekking op de maat, maar ook op de plaatsing van de onderdelen van gebouwen. Regels voor de plaatsing van onderdelen maken het namelijk mogelijk om mo dulaire coördinatie in bijv. de woningbouw toe te passen, zonder dat eerst alle onderdelen modulaire afmetingen behoeven te krijgen. Gezien de gunstige invloed op kosten en kwaliteit van de woningbouw, die van modulaire coördinatie op niet al te lange termijn wordt verwachtf stimuleert het Ministerie van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening de totstandkoming en toepassing van bovengenoemde normen. In de bouwverordening worden echter minimumafmetingen voor ruimten in woningen gegeven die in een aantal gevallen slecht aansluiten bij de systematiek van NEN 2883 en daardoor een optimale toepassing van modulaire coördinatie kunnen belemmeren.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1981 | | pagina 50