B Toegevoegd wordt een tweeds lid, luidende:
2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 kan vrijstelling worden verleend van het
bod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn voor het boutt
een gebied waarvoor geen bestemmingsplan geldt, mits
a. belanghebbenden vooraf in de gelegenheid zijn gesteld bezwaren tegen de
genomen vrijstelling in te dienen;
b. vooraf van gedeputeerde staten een verklaring is ontvangen dat zij geen
zwaar hebben tegen het verlenen van de vrijstelling.
Artikel VIII
Van artikel 50 wordt in het eerste lid, onder a, de maat van 2,5 m vervangend
2,55 m.
Artikel IX
Van artikel 52 wordt het opschrift vervangen door: "Ruimte tussen bouwwerken",
Artikel X
A Van artikel 66, eerste lid, worden in de eerste zin de woorden "tot en met e,
vervangen door "tot en met e, en onder g".
B In het vierde en vijfde lid wordt na "hoofdwoonkamer" toegevoegd "dan wel ooor'
Artikel XI
A In artikel 72 wordt in het derde lid de maat van 3,85 m vervangen door 3,80 n,
maat van 3,55 m door 3,50 m en de maat van 2,70 m door 2,75 m.
B Van artikel 72 wordt in het vierde lid de maat van 3,85 m op twee plaatsen in i
tekst vervangen door 3,80 m.
Artikel XII
Van artikel 74 worden het eerste, tweede en derde lid vervangen door:
1. De hoogte van bouwlagen van tot bewoning bestemde gebouwen, gemeten tussen
bovenoppervlakken van de afgewerkte vloeren die een bouwlaag aan de onder-1
bovenzijde begrenzen, moet ten minste 2,70 m bedragen, met dien verstaneed
de hoogte van kamers, keukens en bijkeukens - met inachtneming van het epa
in de leden 2 en 3 - niet minder mag bedragen dan 2,40 m.
2. De in lid 1 genoemde hoogte van hoofdwoonkamers en van keukens, als bedeelt!
artikel 62, lid 1, onder c, alsmede van keukens in bijzondere woongebouwen
aanwezig zijn boven ten minste 4/5 van de vloeroppervlakte en in elk ge al
de als minimum voorgeschreven vloeroppervlakte, met dien verstande dat eh
nergens minder dan 2,1 m mag bedragen.
3. De in lid 1 genoemde hoogte van andere kamers en keukens dan bedoeld in lid
en van bijkeukens moet aanwezig zijn boven tenminste de helft van de vloero
vlakte, bepaald volgens artikel 81, en in elk geval boven de als minimum vo
geschreven vloeroppervlakte, met dien verstande dat de hoogte ter plaat ev
als minimum voorgeschreven breedte en ter plaatse van de ramen die voor de
rekening van de daglichttoetreding moeten worden meegerekend, niet minder dj
2 m mag bedragen.
Artikel XIII
In artikel 75 wordt het eerste lid vervangen door:
1. De lengte van een privaat in een tot bewoning bestemd gebouw moet tenminste 1.10 m
bedragen. De breedte van een privaat, als in de vorige zin bedoeld, moet ten
minste bedragen:
a. 1.10 m, indien de lengte van het privaat minder dan 1.15 m bedraagt;
b. 0,85 m, indien de lengte van het privaat 1.15 m of meer, doch minder dan
1.40 m bedraagt;
c. 0.80 m, indien de lengte van het privaat 1.40 m of meer bedraagt.
De vrije hoogte boven een oppervlak ter grootte van ten minste 0.9 m2 die be
hoort tot een privaat als bedoeld in dit lid, moet gemiddeld tenminste 2.10 m
zijn, terwijl deze hoogte boven de genoemde oppervlakte nergens minder dan
1.70 m mag bedragen.
Artikel XIV
In artikel 76 wordt in het derde lid de tekst van het bepaalde onder a, en b ver
vangen door 2.25 m.
Artikel XV
In artikel 79 wordt in het eerste lid de maat van 2,5 m vervangen door 2,40 m.
Artikel XVI
Van artikel 81 wordt het opschrift vervangen door:
Wijze van bepalen van de afmetingen van ruimten in gebouwen.
0 Van artikel 81 wordt voorts de eerste zin van het eerste lid vervangen door:
1. Ter bepaling van de lengte, de breedte en de oppervlakte van ruimten van gebouwen
moet worden gemeten binnen de afgewerkte omtrekwanden - in voorkomende gevallen
binnen de balustrade - onder aftrek van in de ruimte uitspringende onderdelen
van het gebouw, zoals schoorsteenstoelenkanalen en kasten, doch zonder aftrek
van plinten en vast meubilair, zoals aanrechten en verwarmingslichamen.
Artikel XVII
In artikel 86 wordt aan het vijfde lid een bepaling toegevoegd, luidende:
Bij toepassing van NEN 2883 "Modulaire coördinatie voor de woningbouw", uitgave
1981, moeteen deur, als bedoeld onder b, indien deze zich in geopende stand bevindt,
een vrije doorgang bieden van tenminste 0,70 m.
Artikel XVIII
In artikel 87 wordt in het vierde lid na de eerste zin een bepaling tussengevoegd,
luidende:
Tussen de in de vorige zin beodelde vloeren en de onderkant van consoles moet een
hoogte van ten minste 2.10 m aanwezig zijn.
-4-