Artikel 22 1. Het is verboden op een parkeerplaats voor vergunninghouders op de dagen waarop en de uren gedurende welke parkeren daarop slechts is toegestaan aan houders van een parkeervergunning, te parkeren: a. zonder parkeervergunning; b. zonder dat het motorvoertuig is voorzien van een duidelijk zichtbaar bewijs dat het parkeren op die parkeerplaats krachtens vergunning is toegestaan. c. in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorschriften. 2. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in het eerste lid. Straf- en slotbepalingen. Artikel 23 Op overtreding van de artikelen 19, eerste lid, 20 aanhef en letters b, c en d, 20a, 21 en 22, eerste lid, wordt een geldboete gesteld van ten hoogste driehonderd gulden. Artikel 24-. 1. Burgemeester en Wethouders zijn gemachtigd het verlenen, weigeren, wijzigen en intrekken van parkeerabonnementen en parkeervergunningen ingevolge deze Verordening op te dragen aan door hen aan te wijzen gemeenteambtenaren 2. Tenzij Burgemeester en Wethouders bij het verlenen van een opdracht op grond van het eerste lid bepalen, dat de ambtenaar aan hen terstond een afschrift van elke door hem genomen beschikking tot het verlenen, weigeren, wijzigen of intrekken van een parkeerabonnement of een parkeervergunning moet toezenden, legt deze hen aan het eind van iedere maand een opgave over van door hem in die maand genomen beschikkingen als zoëven bedoeld. 3. Van een door een ambtenaar, aan wie een opdracht op grond van het eerste lid is verleend, genomen beschikking tot het weigeren, wijzigen of intrekken van een parkeerabonnement of een parkeervergunning staat voor betrokkene schriftelijk beroep open op Burgemeester en Wethouders. 4-, De aanvrager van een parkeerabonnement of een parkeervergunning waarvan het verlenen, weigeren, wijzigen en intrekken ingevolge het eerste lid is opgedragen aan een ambtenaar kan tevens schriftelijk beroep instellen bij Burgemeester en Wethouders indien hij: le. niet binnen de in artikel 12, eerste lid gestelde termijn kennis heeft kunnen nemen van een beslissing omtrent zijn aanvraag, noch van een bericht van een verdaging van de beslissing omtrent zijn aanvraag ingevolge het tweede lid; 2e. na verdaging niet binnen de krachtens die verdaging geldende termijn kennis heeft kunnen nemen van een beslissing omtrent zijn aanvraag. 5. Het beroepschrift wordt ingediend binnen een maand na de dag: a. waarop betrokkene kennis heeft kunnen nemen van een beslissing omtrent zijn aanvraag; -9- b. waarop de termijn, waarbinnen de beslissing had moeten zijn genomen, is verstreken. 6. Een beslissing van een ambtenaar, aan wie opdracht op grond van het eerste lid is verleend, tot intrekking van een parkeerabonnement of een parkeervergunning blijft gedurende de beroepstermijn en indien beroep is ingesteld, zolang daarop niet is beslist, buiten werking. Burgemeester en Wethouders kunnen echter in naar hun oordeel spoed eisende gevallen anders beschikken. Zij delen dit dan schriftelijk aan de betrokkene mede, onder opgave van de datum met ingang waarvan de intrekking van kracht wordt. 7. Burgemeester en Wethouders beslissen omtrent een beroep, ingesteld op grond van het derde en vierde lid, binnen een maand nadat het beroep schrift bij hen 'is ingekomen. Zij kunnen hun beslissing voor ten hoogste één maand verdagen. 8. Op elke beschikking, als bedoeld in het derde lid, wordt melding gemaakt van de beroepstermijn en van de wijze waarop beroep kan worden ingesteld. Artikel 23 Burgemeester en Wethouders kunnen één of meer gemeenteambtenaren aanwijzen, die in hun plaats treden met betrekking tot de uitvoering van enige bepaling betreffende de heffing en invordering van het parkeergeld. Artikel 26 De verplichtingen, als bedoeld in de artikelen 4-7 en 50 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, jegens Burgemeester en Wethouders gelden mede jegens de door Burgemeester en Wethouders aangewezen ambtenaren der gemeentelijke belastingen. Artikel 27 1. De controleur der Gemeentebelastingen is bevoegd tot het verlenen van afschrijving van het parkeergeld, als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet van 22 mei 184-5, Stb. 22. 2. De ambtenaren belast met de inning van het parkeergeld zijn bevoegd tot het verlenen van uitstel van betaling van het parkeergeld, als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Wet van 22 mei 184-5, Stb. 22. 3. Voor de berekening van de interest als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de wet van 22 mei 184-5, Stb. 22, vinden de krachtens het tweede lid van dat artikel gegeven regelen inzake rijksbelastingen overeenkomstige toepassing. Artikel 28 Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn behalve de in artikel 14-1 van het Wetboek van strafvordering genoemde opsporings ambtenaren belast de door Burgemeester en Wethouders aangestelde gemeente ambtenaren in de functie van parkeercontroleur. -8-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1982 | | pagina 132