Instandhouden openbare scholen voor gewoon lager onderwijs te Hempens, Lekkum en Wirdum. Bijlage nr. 4 Leeuwarden 30 december 1981. Aan de Gemeenteraad. Ingevolge het bepaalde in het eerste lid van artikel 22bis van de Lager- onderwijswet 1920 besluit de Gemeenteraad tot opheffing van een openbare school voor gewoon lager onderwijs, indien het aantal leerlingen in drie achtereenvolgende jaren minder,is dan; het voor gemeenten van 50.000-100.000 inwoners (waartoe Leeuwarden behoort) geldend getal van 100. Het gemiddeld aantal leerlingen in de jaren '79, '80 en '81 bedroeg voor de 3.H. van IOsselskoalle te Hempens resp. 33 2/3, 32 en 31 1/3 Prof. Wassenberghskoalle te Lekkum resp. 56, 4-9 2/3 en 45 Uniaskoalle te Wirdum resp. 59, 58 1/3 en 56 2/3. Op grond van de genoemde gemiddelden zou tot opheffing van deze scholen moeten worden overgegaan. Krachtens artikel 22bis, tweede lid, der wet kunnen deze minder dan 100 leerlingen tellende scholen evenwel in stand worden gehouden, indien de gemeenteraad voor 1 februari 1982 beslist, dat de instandhouding ingevolge artikel 19 wordt gevorderd. Dit artikel bepaalt dat in elke gemeente voldoende gewoon lager onderwijs wordt gegeven in een genoegzaam aantal scholen, welke voor alle kinderen zonder onderscheid van godsdienstige gezindheid toeganke lijk zijn. Wanneer de gemeenteraad, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten, een dergelijke beslissing neemt, behoeft voor een termijn van drie jaren niet tot opheffing van de betreffende scholen te worden overgegaan. Aangezien het laatste raadsbesluit over de instandhouding van de scholen te Hempens, Lekkum en Wirdum werd genomen op 19 januari 1979 (zie ons ter inzage liggend voorstel van 18 januari 1979, bijlage nr. 36), dient thans opnieuw onder ogen te worden gezien of voor het nemen van een nieuw besluit met betrekking tot deze scholen voldoende aanleiding bestaat. De destijds aangevoerde argumenten gelden ook thans. Opheffing van één of meer van de scholen zou tot gevolg hebben, dat de leer lingen niet meer in het eigen dorp naar school kunnen, maar moeten worden overgeplaatst naar een andere dorps- of stadsschool. Met het oog op de in dat geval door de leerlingen, in tal van gevallen met gebruikmaking van drukke verkeerswegen, af te leggen afstanden, achten wij dit geen aanvaard bare oplossing, afgezien van de vraag of in de daarvoor in aanmerking komende scholen wel voldoende plaatsruimte beschikbaar zou zijn. Aan het reeds genoemde voorschrift van artikel 19, dat voldoende openbaar gewoon lager onderwijs in een genoegzaam aantal scholen moet worden gegeven, zou naar onze mening in dat geval stellig niet worden voldaan. Wij voegen hieraan toe dat wij aan een school als samenbindend element in de plaatselijke gemeenschap in sociaal-culturele opzicht grote betekenis hechten. Opheffing kan, vooral in deze kleinere dorpen, tot aantasting van de dorpsgemeenschap leiden en moet ook uit dien hoofde ongewenst worden geacht. Op grond van hetgeen hiervoor is opgemerkt zijn wij van oordeel dat niet tot opheffing van één of meer van de drie genoemde dorpsscholen moet worden overgegaan. I

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1982 | | pagina 55