- 34 - 'isyzebepaling.mogeli jke belastingverhoging Om recht te doen aan het ook door U gehanteerde uitgangspunt dat de financieel zwakkeren zoveel mogelijk ontzien dienen te worden en gelet de in het verleden gewijzigde verhouding tussen eigenaren en ge bruikerstarieven bij de onroerend-goedbelasting, zijn wij, geplaatst voor de keuze welke belasting zou kunnen worden verhoogd, tot de conclusie gekomen dat de invoering van een rioolretributie de voorkeur geniet boven een verhoging van het gebruikersdeel van de onroerend- goedbelasting of de afvalstoffenheffing (huisvuilrechten) Ook m.b.t. de bepaling van de heffingsgrondslag voor de in te voeren rioolretributie dient ons inziens het aspekt van de bij de o.g. belas ting ontstane belastingdrukverschuiving een zwaarwegend araument te vormen. Wij stellen U dan ook voor bij een mogelijke invoering van een rioolretributie enigszins afstand te nemen van het principe "de ver vuiler betaalt" en, voor zover het de woningsector betreft, de "zake lijk gerechtigden" als de belastingplichtige aan te merken. Voorzover het de niet-woningsector betreft, stellen wij U voor, de ge bruiker/exploitant van bedrijfs- en zakenpanden in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever, aan te merken als de belastingplich tige Met betrekking tot de effecten voor de werkgelegenheid zij gesteld, dat de rioolretributie weliswaar kostprijsverhogend werkt, doch door de bedrijven kan worden doorberekend. Deze lasten zijn voorts als bedrijfs lasten fiscaal aftrekbaar. Bovendien achten wij deze lastenverzwaring, bezien binnen het perspectief van de totale belastingdruk en de totale bedrijfskosten, van zodanige betekenis dat wij doorvoering daarvan verantwoord achten. Voorstel tot onttrekking aan risico-reserve in samenhang met belasting verhoging. Op basis van de door ons hiervoor gedane voorstellen dienen in de jaren 1982 t/m 1986 nog de volgende bedragen via een onttrekking aan de risico-reserve c.q. de invoering van een rioolretributie gevonden te worden: (zie bijlage II) tabel 1 x 1000,— 1982 1983 1984 19S5 1986 32 719 1.238 1.274 1.514 In het voorgaande hebben wij ons op het standpunt gesteld dat onttrekkinge aan de risico-reserve verantwoord zijn tot het moment dat deze reserve de stand van 10 min. bereikt. Rekening houdend met de door U in Uw vergadering van 6 juli 1981 reeds vastgestelde jaarlijkse onttrekking t/m 1986 van 0,5 min. aan deze reserve, de daaruit voortvloeiende verminderde structurele rentebaten, de geraamde jaarlijkse onttrekking van 0,1 min. ter nakoming van woon- hypotheekgarantieseen eenmalige toevoeging van 0,6 min. aan deze reserve (opheffing post "voortdurend onderhoud straten" en aftopping gemeentelijk studiefonds), maakt het mogelijk dat in tabel 1 vermelde - 35 - nog resterende tekorten op de totale financiële taakstelling gedurende de jaren 1982 t/m 1985 te dekken middels een onttrekking aan de risico reserve. Dit zou neerkomen op een bruto-onttrekking (incl. renteverlies van in totaal 4,1 min., waardoor deze reserve ingaande 1986 een stand van 10,3 min. bereikt. Bij de genoemde onttrekking van 4,1 min. is er van uitgegaan dat de onttrekking aan de risico-reserve van 0,5 min. (netto) waartoe U op 6 juli 1981 besloot, in 1986 geen door gang zal kunnen vinden. Op deze wijze wordt voor de jaren 1982 t/m 19S5 dekking aangegeven voor de uit de herwaarderingsoperatie nog resterende tekorten. Deze dekking draagt een incidenteel karakter en zal uiterlijk in 1986 gevolgd moeten worden door beleidsombuigende maatregelen van structurele aard. Uitgaande van gelijkblijvende omstandigheden zal op grond van het vorenstaande in ieder geval in 1986 niet aan een belastingverhoging ont komen kunnen worden. Deze belastingverhoging - in de vorm van een riool retributie - zal tenminste een bedrag van 2,7 min. moeten omvatten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1982 | | pagina 189