Met betrekking tot de omschrijving van het werkterrein van deze advies commissie stelt de Culturele Raad voor de onderdelen kunstzinnige vorming en amateuristische kunstbeoefening niet bij de Adviescommissie Sociaal-Culture le Zaken, maar bij de Adviescommissie Cultuur onder te brengen of beide commissies op deze onderdelen een taak te geven. Wij zijn van oordee],. dat de suggesties van de Commissie Een Goede Raad die erop gericht zijn doublures in de advisering te voorkomen en qua werkveld' verdeling zoveel mogelijk de rijksbijdrageregelingen te volgen, dienen te worden opgevolgd. Het primaat van de Adviescommissie Sociaal-Culturele Zaken op het gebied van de kunstzinnige vorming en de amateuristische kunstbeoefe ning, welke onderdelen beiden ressorteren onder de Rijksbijdrageregeling Sociaal-Cultureel Werk dient dan ook vast te staan.. Dit laat uiteraard de mogelijkheid onverlet, dat de Adviescommissie Sociaal-Culturele Zaken een of meer leden van de Adviescommissie Cultuur - evenals dat met leden van andere commissies het geval kan zijn - in een werkgroep bij de werkzaamheden voor het sociaal-cultureel plan en de sociaal-culturele programma's betrekt en dat de Adviescommissie Cultuur op enig moment in de gelegenheid wordt gesteld te adviseren over dit plan en deze programma's, en dan wel met name uit een oog punt van samenhang van diverse culturele voorzieningen. De Raad voor Bejaardenaangelegenheden maakt er bezwaar tegen, dat er geen afzonderlijk adviserend orgaan wordt voorgesteld op het terrein van het be jaardenbeleid. De raad wijst daarbij op het feit, dat instelling van een Be- jaardenraad een buitengewoon initiatief is geweest en dat de raad een grote rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van diverse belangrijke voorzienin gen voor bejaarden. Wij onderschrijven deze opmerkingen van de raad, maar zijn van oordeel, dat dat op zichzelf nog geen reden is ook in de huidige situatie een afzon derlijk orgaan voor het bejaardenbeleid te doen voortbestaan. In dit verband wijzen wij erop, dat de Rijksoverheid in de toekomst een belangrijke inter- bestuurlijk coördinerende taak ziet weggelegd voor stichtingen voor gecoördi neerd bejaardenwerk (hier ter plaatse de Stichting Bejaardenwerk Leeuwarden). Een adviescommissie voor bejaardenaangelegenheden zou naar onze mening gemak kelijk kunnen leiden tot doublures met deze stichting. Bovendien bevordert een afzonderlijk categoraal adviesorgaan voor bejaarden aangelegenheden weliswaar misschien de samenhang van het bejaardenbeleid, doch daar staat tegenover, dat de samenhang van het beleid in diverse secto ren erdoor zou kunnen worden belemmerd. Om deze redenen geven wij er de voorkeur aan de suggesties van de Commissie Een Goede Raad te volgen en er zorg voor te dragen, dat het aspect bejaardenbeleid op deskundige wijze in de diverse relevante gemeentelijke commissies wordt vertegenwoordigd. In afwachting van de verdere uitbouw tot coördinatiepunt van de Stichting Be jaardenwerk Leeuwarden zou een werkgroep aan de Adviescommissie Maatschappe lijke Dienstverlening kunnen worden verbonden die als opdracht krijgt aan dacht te besteden aan een integrale benadering van de bejaardenproblematiek. De Raad voor Sportaangelegenheden heeft niet zozeer bezwaar tegen het totstandbrengen van één Commissie van Advies en Bijstand voor de Sport en Recreatie als wel tegen de verhouding tussen het aantal Gemeenteraadsleden en niet-gemeenteraadsleden in commissies van advies en bijstand. Bovendien is de Sportraad van mening, dat de nieuwe commissie in principe in het open baar moet kunnen vergaderen. Wij kunnen ons met de zienswijze van de Sportraad verenigen. De nieuwe Commissie voor Sport en Recreatie zou normaliter zijn ingedeeld bij de Com missies van advies aan Burgemeester en Wethouders, ware het niet dat dan de ook in het huidige stelsel geconstateerde doublure met de Commissie van Advies en Bijstand voor de Dienst voor Sport en Recreatie zou zijn blijven bestaan. Om pragmatische redenen is gekozen voor één commissie van advies en bijstand op dit gebied. In dergelijke commissies zitten in de regel tenminste 50 Gemeenteraadsleden. In een adviescommissie aan Burgemeester en Wethouders zouden ongetwijfeld meer plaatsen zijn ingeruimd voor niet-gemeenteraadsleden. - 3 - Wij zijn van oordeel, dat het verantwoord is, dat in het geval van de Commissie voor de Sport en Recreatie wordt afgeweken van de normale verhouding in de aantallen Raadsleden en niet-raadsleden (zulks is overigens ook reeds het geval bij enkele andere commissies van advies en bijstand). In het geval van de Commissie voor de Sport en Recreatie denken wij aan vier Raadsleden en acht niet-raadsleden. In de instellingsverordening van de Commissie voor Sport en Recreatie zal worden bepaald, dat deze commissie in het openbaar kan vergaderen, waar bij wordt gedacht aan die aangelegenheden die niet direct verband houden met de taken van de Dienst Sport en Recreatie. Onder de mededeling dat de Commissie Een Goede Raad over dit voorstel is gehoord, stellen wij U voor te besluiten overeenkomstig het bijgevoegde ontwerp-besluit. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, 3.S. Brandsma, Burgemeester. W.3.G. Reumer, Secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1982 | | pagina 305