Overdracht van schoolgebouwen voor kleuter- en lager onderwijs aan de Vereniging
voor Protestants Christelijk Kleuter- en Lager Onderwijs te Leeuwarden-Zuid.
Bijlage nr. 220. Leeuwarden, 27 mei 1982.
Aan de Gemeenteraad.
Het bestuur van de Vereniging voor Protestants Christelijk Kleuter
en Lageronderwijs te Leeuwarden-Zuid heeft ons verzocht de navolgende
ten behoeve van zijn kleuter- en lageronderwijs in gebruik zijnde gedeel
ten van de gemeentelijke schoolgebouwen met bijbehorend terrein aan het
Raaigras en de Keizerskroon in eigendom te mogen ontvangen.
1. Keizerskroon 86a, waarin gevestigd de lagere Amalia van Solms-
school
2. Keizerskroon 86d, waarin gevestigd de kleuterschool
"Beukerstins"
3. Keizerskroon 136, waarin gevestigd het gymnastieklokaal van de
Amalia van Solmsschool;
4. Raaigras 26, waarin gevestigd de lagere Frederik-Hendrikschool
3. Raaigras 32, waarin gevestigd de kleuterschool "it Klaverblêdtsje"
Voor het stichten van genoemde scholen werd aan de Vereniging tot
Stichting en instandhouding van Scholen met de Bijbel te Leeuwarden-Huizum
en aan de Vereniging voor Christelijk Kleuteronderwijs Leeuwarden-Zuid
ingevolge artikel 72 van de Lager-onderwijswet 1920, resp. artikel 30 van
de Kleuteronderwijswet, medewerking verleend in Uw vergaderingen van
7 januari 197A, 25 augustus 1975 en 15 augustus 1977.
Van de hiervoor genoemde verenigingen is de in de aanhef vermelde
vereniging de rechtsopvolgster ingevolge artikel 83, 7e lid, van de Lager-
onderwijswet 1920, resp. art. 61, 8e lid, van de Kleuteronderwijswet.
Aangezien in casu de verkrijgende rechtspersoon in alle uit deze wetten
voortvloeiende rechten en verplichtingen van zijn rechtsvoorganger treedt,
kan het bestuur van meergenoemde vereniging in zijn verzoek worden ont
vangen.
De beide schoolgebouwen zijn destijds door de gemeente in samenwerking
met de onderhavige schoolbesturen gesticht voor de huisvesting van openbaar
en bijzonder onderwijs onder één dak. Na de ingebruikneming van de voor het
bijzonder onderwijs bestemde gedeelten heeft echter geen eigendomsoverdracht
aan de schoolbesturen plaatsgevonden.
Ten aanzien van de overdracht van schoolgebouwen bepaalt zowel de
Lager-onderwi jswet 1920 als de Kleuteronderwijswet, dat indien de gemeente
een schoolgebouw ter beschikking stelt, dit gebouw zo spoedig mogelijk na
de storting van de waarborgsom in eigendom wordt overgedragen. De gemeente
en de rechtspersoon kunnen evenwel overeenkomen, dat het gebouw zolang de
school daarin is gevestigd aan de rechtspersoon in bruikleen wordt gegeven
ofwel onder andere voorwaarden aan de rechtspersoon ter beschikking zal
worden gesteld.
Aan de verplichting tot storting van een waarborgsom is in alle geval
len voldaan. Aangezien het voorts algemeen gebruikelijk is, dat de school
besturen de door- of voor hen gestichte gebouwen in eigendom verkrijgen,
ontmoet het bij ons geen bezwaar de eigendom van de desbetreffende gedeel
ten van de gebouwen met de daarbij behorende terreinen thans over te dragen
aan het schoolbestuur. Ten aanzien van die gedeelten van het onroerend goed
welke in gemeenschappelijk gebruik zijn bij de in de gebouwen gehuisveste
openbare- en bijzondere scholen geschiedt de eigendomsoverdracht zodanig,
dat te dezer zake de gemeente en het schoolbestuur een gemeenschappelijk
recht verwerven.