nog steeds verzorgd door het G.P.C. De daaruit voortvloeiende kosten komen
voor rekening van de schoolvereniging.
In de loop der tijd hebben zich ontwikkelingen voorgedaan, waardoor een aantal
argumenten zijn ontstaan die pleiten vóór subsidiëring van schoolbegeleiding,
verzorgd door het G.P.C. Deze argumenten geven wij hieronder aan.
a. Met het toekennen van subsidie aan het G.P.C. op grond van de Rijks
subsidieregeling Schoolbegeleiding stelt het Rijk zich op het stand
punt dat het G.P.C. als landelijke richtingsdienst bestaansrecht heeft.
Het Rijk erkent hier tevens het recht van schoolbesturen om zelfstandig uit
te maken of begeleiding mogelijk is door een samenwerkingsdienst of dat een
eigen richtingsdienst dient te worden ingeschakeld zonder dat het school
bestuur daarvoor financieel wordt gestraft.
Overigens merken wij hierbij op dat het feit, dat het G.P.C. thans door
het Rijk is erkend en dientengevolge rijkssubsidie ontvangt, niet betekent
dat de gemeente daardoor gedwongen zou zijn meer te subsidiëren. Weliswaar
gaat het Rijk er in de Rijkssubsidieregeling Schoolbegeleiding van uit dat
ook de gemeenten, waar door het G.P.C. begeleide scholen gevestigd zijn, een
aandeel in de kosten voor hun rekening nemen, maar de beleidsvrijheid van de
Gemeente om al dan niet subsidie te verstrekken, blijft bestaan.
b. Als het schoolbestuur in zal gaan op het standpunt van het gemeentebestuur
en gebruik zal gaan maken van de diensten van de S.A.D. of, na de beoogde
fusie met het G.C.O., dan zullen daar wellicht voor de gemeente ook kosten
uit voortvloeien:
- de capaciteit van een dienst behoort namelijk te zijn afgestemd op het aantal
te begeleiden scholen; toename van het aantal scholen zal hogere uitgaven
meebrengen, hetgeen in principe het bedrag aantast dat bij herwaardering
kan worden bespaard;
- het schoolbestuur kan onder bepaalde voorwaarden verlangen dat wordt voor
zien in personeel van de specifiek gereformeerde signatuur; bij gebrek aan
medewerkers van deze signatuur kan dat tot verhoging van de personeelslasten
leiden.
c. Hoewel wij van mening blijven dat de Gereformeerde Schoolvereniging zonder
bezwaar kan deelnemen in de S.AD. of het G.C.O. en dat geen gevaar bestaat
voor aantasting van de eigen identiteit, ware desondanks het standpunt van
het schoolbestuur in dezen te respecteren.
d. Tenslotte zou bij afwijzing van het subsidieverzoek de schoolvereniging
de schoolbegeleiding moeten blijven bekostigen uit eigen middelen. Het
bedrag per leerling ex. art. 101 van de Lager Onderwijswet 1920 mag daar
voor niet worden aangewend, omdat het bedrag per leerling uitsluitend
mag worden gebruikt ter bestrijding van de kosten van de school, waartoe
de kosten van schoolbegeleiding niet mogen worden gerekend. De schoolbe
geleiding aan de gereformeerde scholen zal dan dus afhankelijk zijn van
de goedgeefsheid en de draagkracht van de ouders en/of de schoolvereni
ging. Het gevaar bestaat dat dan de schoolbegeleiding niet in de gewenste
omvang kan plaatsvinden, in verband met het eventueel ontbreken van de
financiële middelen. Dat is niet in het belang van het onderwijs en het
kind.
Op grond van deze argumenten stellen wij U voor het subsidieverzoek te
honoreren. Het hiervoor genoemde bedrag van 13.300,-- kan worden gedekt
ten laste van de stelpost voor taxatieverschillen.
Onder mededeling dat de Commissie voor het Onderwijs over dit voorstel
is gehoord, geven wij U in overweging te besluiten overeenkomstig het hier
na opgenomen ontwerp.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
3.S. Brandsma, Burgemeester
W.3.G. Reumer, Secretaris
- 3 -