2. Bezwaren Pretty Home. Deze bezwaren waren gericht tegen het in het bestermiingsplan opgenomen detailhandelsverbod en de vastgelegde situering van showrooms, van welke bepalingen overigens door ons college - onder bepaalde omstandigheden - vrijstelling zou kunnen worden verleend ten behoeve van woninginrichtings artikelen. Gedeputeerde Staten zijn van mening, dat handhaving van de bestaande be drijfsvoering van Pretty Home en de gedeeltelijke of gehele functiewijzi ging daarvan in detailhandel in woninginrichtingsartikelen verenigbaar mag worden geacht met de gewenste distributie-planologische ontwikkelingen in de gemeente Leeuwarden. Zij baseren hun mening op het rapport "Winkels en winkelen in Leeuwarden", alsmede Uw daarop betrekking hebbende beslissing. Voorts hebben zij in hun overweging betrokken, dat het hier gaat om een bestaand bedrijf. Om deze reden hebben zij het bezwaar van Pretty Home gegrond verklaard en goedkeuring onthouden aan artikel 5, vierde en vijfde lid van de planvoor schriften. In verband hiermede dient - op grond van artikel 30 van de Wet - het be stemmingsplan zodanig te worden aangepast, dat het uitoefenen van detail handel in woninginrichtingsartikelen - voorzover het gaat om de thans in gebruik zijnde percelen - bij recht wordt toegestaan. Gedeputeerde Staten hebben uitdrukkelijk vermeld dat, indien in de eigen domssituatie en het feitelijk gebruik van de betrokken gebouwen binnen afzienbare tijd wijziging komen, er een nieuwe situatie ontstaat. De nood zaak van planaanpassing kan alsdan opnieuw in beschouwing worden genomen Het standpunt van Gedeputeerde Staten, dat er geen distributie-planolo gische redenen zijn die zich verzetten tegen de uitoefening van detail handel in woninginrichtingsartikelen kunnen wij onderschrijven Wij zien geen aanleiding U voor te stellen tegen de beslissing op dit be zwaarschrift beroep in te stellen en geven U dan ook in overweging een en ander voor kennisgeving aan te nemen. 3. Bezwaren van F.B.T.O. Verzekeringen Het bezwaarschrift had betrekking op de volgende punten: a. detail handelsverbod; b. verplichte insprongen in de gevel wanden c. verplichte afschuining van de dakverdiepingen; d. maximale bouwhoogten. Op deze onderdelen en de beslissingen daaromtrent van Gedeputeerde Staten gaan wij hieronder in. ad a. Detailhandelsverbod. Ingevolge artikel 11 van de vastgestelde planvoorschriften moet ons college vrijstelling verlenen van de gebruiksbepalingeno.a. die met betrekking tot het detail handelsverbod indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. In de raadsbrief van 11 september 1980, bijlage nr. 363, hebben wij echter reeds medegedeeld, dat aan F.B.T.O. vrijstelling zal worden verleend van het in het plan opgenomen verbod voor detailhandel, wanneer deze activiteit niet plaats vindt in de vorm van winkelver koop en de levering geschiedt aan verzekerden van artikelen, welke rechtstreeks verband houden met het verzekeringsbedrijf In onze brief van 20 februari 1981 waarbij wij Gedeputeerde Staten commentaar gaven op het bij dat college ingediende bezwaarschrift, hebben wij medegedeeld bereid te zijn onze opstelling enigszins te verruimen en de vrijstelling te zullen verlenen wanneer het gaat om artikelen, welke verband houden met het verzekeringsbedrijfDe res trictie "rechtstreeks" is derhalve vervallen. In feite geeft deze (verruimde) interpretatie reeds een recht op het voeren van bepaalde detailhandelF.B.T.O. Verzekeringen wenst dit recht expliciet in de bestemmingsvoorschriften te zien opgenomen. Gedeputeerde Staten hebben hiervoor begrip en leggen het gemeente bestuur (via artikel 30 van de Wet) de verplichting op een dergelijke bepaling in het plan op te nemen. Om redenen van systematiek van voorschriften geven wij aan de in het vastgestelde plan opgenomen regeling - te weten per geval bezien of een verplichte vrijstelling noodzakelijk is - de voorkeur boven de thans opgelegde regeling - te weten per bestemming - en dus vooraf- bezien voor welke activiteiten het algemene detail handelsverbod niet van toepassing is. Bij wijziging van de gebruiker van het kantoor zou de in het plan opgenomen omschrijving van artikelen, welke buiten het detail handelsverbod vallen immers niet meer van toepassing zijn. Wij achten dit evenwel niet van een zodanige importantie, dat de be slissing van Gedeputeerde Staten op dit punt bij de Kroon moet worden aangevochten. Verplichte insprongen in de gevel Dit bezwaar is op gelijkluidende motieven als die van de gemeente on gegrond verklaard. Verplichte afschuining van de kapverdiepingen. In net kader van de anticipatieprocedure voor het bouwplan van het Onderling Pensioenfonds aan de Lange Marktstraat-Wil 1emskade hebben wij Gedeputeerde Staten medegedeeld, dat bij een eerstvolgende her ziening van het bestemmingsplan een bepaling zal worden opgenomen, op grond waarvan wij - de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening en de Commissie voor de Monumentenzorg gehoord - vrijstelling kunnen verlenen van de verplichte afschuining van de dakverdiepingen langs de Willemskade en de Snekerkade. Met de inhoud van de ontwerp-bepa- ling is bedoeld college akkoord gegaan. Voorzover F.B.T.O. Verzekeringen met haar bezwaar tegen de verplichte afschuining van bepaalde dakverdiepingen beoogt, dat een vrijstel!ings- bepaling behoort te worden opgenomen, achten Gedeputeerde Staten het bezwaar gegrond. Het bezwaar van F.B.T.O. dat de gemeente in eerste instantie een dergelijke bouweis ten onrechte heeft gesteld, achten Gedeputeerde Staten ongegrond. In het kader van de aanpassing van het plan ingevolge artikel 30 van de Wet zal bedoelde vrijstellingsbepaling derhalve worden opge nomen Maximale bouwhoogten. F.B.T.O. Verzekeringen blijft bezwaar houden tegen de beperkingen die het bestemmingsplan, zoals dit gewijzigd is vastgesteld, oplegt aan toekomstige nieuwbouwplannen - 2 -

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1982 | | pagina 496