Nr. 12341
BESLUIT:
T
Het verlenen van een bruikleen van enige stukken textiel uit de gemeente
lijke verzamelingen in het museum het Princessehof aan het Fries Museum.
Bijlage nr. 345. Leeuwarden, 19 augustus 1982.
Aan de Gemeenteraad.
Bij brief van 26 april j.l. stelde de directie van het museum het
Princessehof aan de Commissie voor het Princessehof voor de collectie tex
tiel in de depots van het museum in permanent bruikleen te geven aan het
Fries Museum. De depots waarover het museum het Princessehof beschikt zijn
in verband met klimatologische en ruimtelijke omstandigheden niet geschikt
voor het bewaren van textiel. Het Fries Museum beschikt over een speciaal
textieldepot waarin stoffen op deskundige wijze kunnen worden bewaard. Het
Fries Museum heeft belangstelling getoond om de collectie textiel uit het
Princessehof op te nemen als studiecollectie.
Het betreft in het totaal zestig inventarisnummers waarvan negen num
mers in eigendom toebehoren aan de gemeente, bestaande uit enige merklap
pen, kanten voorwerpen en een ambtskostuum, met een gezamenlijke waarde
van 1.050,
De eigenaar van de overige eenenvijftig inventarisnummers,de Ottema-Kingma
Stichting heeft geen bezwaar dat deze in langdurig bruikleen worden afge
staan aan het Fries Museum. De Commissie voor het Princessehof heeft in
haar vergadering van 6 mei j.l. eveneens geadviseerd om de gemeentelijke
textilia in langdurig bruikleen af te staan aan het Fries Museum. De be
treffende collectie vervult in het Princessehof geen duidelijke functie.
Gelet op artikel 3, eerste lid, sub b, van de Verordening Commissie
voor het Princessehof, stellen wij U voor de negen inventarisnummers be
treffende de gemeentelijke collectie textielen voorwerpen voor onbepaalde
tijd in bruikleen te geven aan het Fries Musuem, conform het bijgaande
ontwerp.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
0. ten Brug, loco-Burgemeester
H.A. Lassche,loco-Secretaris
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
Beschikkende op het verzoek om voorziening, ingediend door
de heer M.Dijkstra te Leeuwarden tegen het besluit van Burge
meester en Wethouders van 8 april 1982, no. 4687 waarbij appel
lant is aangeschreven om de erven behorende bij ziji panden
Droge Haven 11 en 13, alhier, te ontdoen van puin en onkruid en
de erven in de toekomst schoon te houden;
Overwegende, dat Burgemeester en Wethouders bij hun even-
vermeld besluit hebben overwogen, dat de erven behorende bij de
panden Droge Haven 11 en 13 in ernstige mate zijn vervuild
door puin en onkruid hetgeen in strijd is met het bepaalde in
artikel 299 van ie Bouwverordening;
dat appellant niet bestrijdt, dat de erven zijn veront
reinigd, doch aanvoert, dat het ter plaatse gestorte puin en
afval niet door hem is veroorzaakt maar door de buurtbewoners,
en dat hij zowel lichamelijk als financieel niet in staat is
aan de aanschrijving te voldoen;
Overwegende, dat krachtens artikel 25derde lid van de
Woningwet Burgemeester en Wethouders, indien een open erf of
terrein niet voldoet aan de krachtens de Bouwverordening
gestelde regelen of eisen de eigenaar hiervan kunnen aanschrijven
tot het treffen van voorzieningen;
dat blijkens artikel 299» eerste lid van de Bouwverordening
open erven en terreinen geen gevaar mogen kunnen opleveren voor
de veiligheid noch nadeel voor de gezondheid van of hinder voor
de gebruikers of anderen ten gevolge van -voorzover hier van
belang- verontreiniging en aanwezigheid van begroeiing;
dat hem uit de stukken en het verhandelde ter zitting
onweersproken is gebleken, dat de desbetreffende erven zijn ver
ontreinigd met puin en begroeid zijn met onkruid;
dat bedoelde percelen zijn gelegen in een woonwijk welke
thans wordt gerenoveerd;
dat naar zijn oordeel de belangen welke uit een oogpunt
van gezondheid en veiligheid worden gediend met het ongedaan
maken van de verontreiniging dienen te prevaleren boven het
belang dat appellant voor ogen heeft om de situatie ongemoeid
te laten;
dat 4e financiële gevolgen welke appellant stelt niet te kunnen
dragen indien hij ter voldoening aan de aanschrijving de verontreinigin
ongedaan zou laten maken bij de beoordeling of de aanschrijving al dan
terecht is gedaan buiten; beschouwing moeten blijven;
dat uit het vorenstaande voortvloeit, dat Burgemeester m
Wethouders in redelijkheid tot de aanschrijving hebben kunnen
besluiten;
dat het bestreden besluit dan ook gehandhaafd moet blijven;
gezien het advies van de Commissie van advies inzake beroep'
schriften ingevolge de Bouwverordening van
(bijlage nr. 544
gelet op de Woningwet;
het verzoek om verzienrng ongegrond te verklaren.
Aldus vastgesteld in de openbare
vergadering van
Yoorzitter.
Secretari